ZONDAG, 6 Nov. 22e Zond. na Pinkst. 2e Geb. v. Allerheiligen.
MAANDAG 7 Nov. H. Willibrordus. 2e Geb. v. Allerheiligen. Credo.
Zijn vader was een „dapper krijgsman en moet een voornaam en vermogend, tevens vroom man geweest zijn: hij bouwde een kerk aan de Humber en wijdde zich daar met eenige monniken aan God.
In 657 werd Willibrord in Northumbrië (Engeland noordelijk deel) geboren. Als 7-jarige knaap kwam hij onder leiding van den H. Wilfried († 709) in het klooster Rippon. Van 677 tot 687 was hij bij den H. Egbert in Ierland. Deze naam is niet Keltisch; Egbert zal wel een stamgenoot geweest zijn; evenals Wilfried bestreed hij en met afdoend gevolg, de afwijkingen der Keltische kloosters van de gebruiken (niet van de leer!) van Rome. Het klooster heette Rathmelfifi; van daar ging Wlilibrord naar Friesland met 11 gezellen. Waarom naar Friesland? Vooreerst: de H. Wilfried had er in den winter van 678 zegenrijk gewerkt; een (andere?) Egbert en Wigbert zouden het werk voortzetten, een storm dreef hen terug: Wigbert zette door en kwam in 686 in Friesland, een echt ongunstige tijd! Radboud lag overhoop met de Franken en er was geen lust om onderricht bij te wonen. Wigbert gaf het op, evenals de Frank, de H. Wulfran. Zoo de Egbert, die met Wigbert uittoog dezelfde is als de H. Egbert van Rathmelfigi, is de uittocht van Willibrord zeer natuurlijk (690); de tijden waren gunstig; Pepijn had Radboud weder verslagen. Al heel spoedig reisde Willibrord naar Rome om zijn plannen den Paus voor te leggen. Te voren waren staties gesticht: Velsen, Elst (geschenk van Pepijn) en wellicht andere. In zijn afwezigheid schijnt de prediking zoo veel vrucht geleverd te hebben, dat er behoefte was aan een Bisschop. Mogelijk vreesde men, dat Willibrord, die lang uitbleef (693), den dood zou gevonden hebben. Wat ervan zij, de H. Suitbert werd door den H. Wilfried Bisschop gewijd. Toen Willibrord eindelijk terugkwam met volmachten, week de H. Suitbert, wijl Willibrord hoofd der missie was, en kreeg een ander missieveld. Indien tijd kwamen ook de Iersche Bisschoppen Wiro en Plechelmus met Otger, wie mede een werkkring werd aangewezen. ’t Begon te vlotten, dank ook de goede verhouding tot den H. Lambert. Daarom ging Willibrord nogmaals naar Rome; hij werd door Paus Sergius I op 22 Nov. 695 Bisschop gewijd en ontving den naam Clemens. (In tegenstelling met den H. Bonifatius, die Winfried heette, behield de geschiedenis den naam Willibrord, ook wel Clemens-Willibrord.
Utrecht werd de bisschopszetel.
Een geweldige actie ontplooide Willibrord! Van Denemarken (waar hij niet slaagde) tot Walcheren, van daar tot Echternach en in den Eifel liep hij te prediken. Hij kreeg meerdere goederen, buiten het genoemde Elst: In Bazel, in Alfen, in Susteren (klooster), maar vooral in Echternach. Hier behoorde de eene helft van een uitgestrekt terrein aan de H. Irmina, dochter van den H. koning Dagobert II, die de H. Wilfried beschermd had en dien Willibrord mogelijk gekend heeft. De andere helft behoorde aan Pepijn, die mede zijn bezittingen daar afstond aan Willibrord, die er de bekende abdij bouwde. Ook de grond der latere abdij van Berne (niet ver van Heusden, over de Maas) werd hem geschonken evenals goederen bij Diessen en (ergens) aan den Dommel. Op Helgoland had hij gedoopt met water uit een „heilige” bron en het op doodstraf geboden stilzwijgen verbroken. Door het lot werden drie zijner gezellen aangewezen, die terstond gedood werden. In Walcheren was reeds een bijl boven zijn hoofd geheven; hij ontweek den slag.
In Heilo (Nuijens wil het afleiden van „heilige locus” heilige plaats) deed hij bij groote dorst een bron opwellen; men gaat nog bedevaarten naar den heiligen put.
In 739 stierf Willibrord in het geliefde Echternach. (Zij opgemerkt dat Elst door Karel Martel zou geschonken zijn volgens sommigen. In Elst werd de H. Werenfried gezel van Willibrord begraven. Hij vergezelde hem vaak (Wevershoef bij Medenblik herinnert aan hem), tot Willibrord hem naar Elst zond).
|