Nieuwe Venlosche Courant/Jaargang 64/Nummer 55/Limburgsche schetsen

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Limburgsche schetsen
Auteur(s) Anoniem
Datum Zaterdag 6 maart 1926
Titel Limburgsche schetsen. Aanteekeningen over de dorpen om Venlo
Krant Nieuwe Venlosche Courant
Jg, nr 64, 55
Editie, pg [Dag], Derde Blad, [1]
Opmerkingen Plechelmus vermeld als Plechhelmus, Venray als Venraij
Brontaal Nederlands
Bron kranten.delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

LIMBURGSCHE SCHETSEN.

Aanteekeningen over de dorpen om Venlo.

III.

KESSEL.

      Kessel staat op historiscnen bodem. De naam Castellum of Kessel herinnert er aan. De oude jaarboeken spreken van het ambt Kessel, 53000 hectaren groot met 30000 inwoners. Het dorp ligt aan den voet van een oude sterke burcht. Het heeft veel van oorlogen te lijden gehad, ook de kerk. De patrones der kerk is de H. Maagd. Kessel vormde met Helden een schepenbank. Het zegel van de schepenbank droeg een ruitenkruis, later in ’t begin van 1800 maakte men ’n zegel met een ketel (Kessel) er op met de smid erbij. Dat is later verbeterd.
      Nu voert Kessel een gedeeld schild: le. in zilver een rood ruitenkruis; 2e. in rood O. L. Vr. met het Kind in een blauw kleed.
      Het veerhuis tegenover Kessel Eyck was vroeger versterkt. Daarom heet het nu nog de schans.
      Onder Kessel lagen verschillende adellijke kasteelen: het kasteel in het dorp; het huis de Puttingh, het huis Oyen ook wel het Huiske.
      Kessel evenals Helden ligt midden in het toekomstig kolengebied, dat van de Peel onder de Maas door naar Vlodrop loopt.
      In het kasteel Oyen had men een altaar en de noodige paramenten, die bij een onderzoek verwaarloosd bleken te zijn. De omwonenden bezochten daar een tijdlang de H. Mis. Ook was er een kapel in het kasteel, waarin dienst gedaan werd.

MAASBREE.

      Maasbree bestaat uit drie hoofdgemeenten nl. Maasbree, Blerick en Baarlo, waarvan Maasbree in het land gelegen en Blerick en Baarlo aan de Maas. Zij maakten alle drie deel uit van het ambt Kessel. In 1713 kwamen ze onder Pruisen. Men ziet dan ook in de archieven veel Duitsch, maar ook nog veel Nederlandsch in de circulaires, een toestand zooals nu nog in het Walenland en Vlaanderen, waar men twee talen officieel moet gebruiken, om de wetten en besluiten tot het volk te doen doordringen. De Franschen maakten er weer eene gemeente van.
      Maasbree wordt aldus genoemd om het te onderscheiden van het stadje Bree in de Kempen, alhoewel het een uur van de rivier ligt.
      De kerk van Bree is gewijd aan de H. Aldegund, die ook in het wapen stond. Ook komt de adelaar op het gemeentehuis voor, eene herinnering aan de oude familie van Bree, die het slot bezeten heeft.
      Blerick was al Blariacum in den Romeinschen tijd. Het kasteel van Blerick heeft tegenover de hoeve Groot Boerlo gelegen. Het oude zegel van Blerick vertoonde het beeld Sint Lambertus. In 1776 had men nog oirlof om de H. Mis op te doen dragen voor de freules Ruys. In 1727 had Henricus van Darth dit verlof al.
      Baerlo is ook een zeer oude heerlijkheid, de zetel van een leen- en synshof. Het zegel droeg het beeld van den patroon der kerk, St. Petrus met sleutel in de hand een schild met een springend hert. In het kasteel mocht in XVIII eeuw voor den Baron en het huisgezin de H. Mis gelezen worden.
      De gezamenlijke gemeente kreeg in 1853 een wapen; een schildhoofd met een zwarten adelaar in goud, ondergedeeld in: 1e. in blauw een gouden St. Hubertushert; 2e. inrood een springend gouden hert.
      Er zijn gemeentewapens, die onverklaarbare figuren dragen, de letters in dat van Wanssum, de paal in dat van Wanssum, de herten in dat van Maasbree de Justitia in het wapen van Beek, de slangenkop en de wassenaar in het wapen van Venraij. De drie dorpen van de gemeente zijn welvarend, Blerick en Maasbree zijn door een tram verbonden. Maasbree bezat het kasteel Westering, waarna de familie de Lorn de Westering zich noemde. Baarlo het kasteel de Berckt en het kasteel d’Erp, en het groote slot Baarlo. Van Groot Boerlo is boven besproken. In Blerick zijn vele Romeinsche oudheden opedolven.

MEERLO

      Meerlo of Meeldere, Swolgen en Tienraij, ook wel gezegd Tiendere en Bliterswijck zijn tot één gemeente verbonden.
      Meerlo werd ook Mierlaer, Myrlar geheeten, was vroeger eigendom der van Myrlaers later van Mytendoncks geheeten. Zelfs zijn er afstammelingen, die zich naar het kasteeltje de Hattert bij Vierlingsbeek van den Hattert gingen noemen.
      He[t] wapen van Meerlo en der gemeente was in blauw, de heilige Johannes den Dooper met een lamp in goud, tusschen de letters L. en H. Bliterswijck de heerlijkheid had vroeger een eige,n wapen; boven ingetand van goud, onder van zilver, de kerk voerde O. L. Vrouw in het schild. Evenzoo Swolgen dat het beeld van den H. Lambertus met de letter S. L. als wapen voerde. Wat de L. H. in het schild beteekenen is niet bekend.
      Het kasteel van Meerlo bij het dorp gelegen is gesloopt, de voorburcht bestaat nog; onder Swolgen vindt men het kasteel de Gun, bij het lage gedeelte gelegen; onder Blitterswijck liggen nog de hoeven: Bergerhof en Wijnhoverhof, onder Swolgen de Donk, Reukeshof, de Hul en de Legert. Te Blitterswijck vindt men het oude kasteel der van Lynder’s kort bij de Maas nu klooster. Het huis van den schout staat in het dorp Meerlo en wordt bewoond door den heer Frans Nab. De kerk van Meerlo is oud, die van Blitterswijck prijkt met oude beschilderingen. De kerk van Swolgen heeft een eigenaardige torenspits en enkele bezienswaardigheden. De kapel van Tienraij trekt veel pelgrims.

TEGELEN.

      Tegelen was eene heerlijkheid en stond onder de heeren van Tegelen, later onder van Holtmolen. Het geslacht bewoonde het adellijke kasteel de Holtmolen, thans in ’t Holtmühle geheeten. Tegelen is Pruisisch geweest maar kwam in 1816 onder Nederland.
      Volgens de overlevering stichtte de H. Plechhelmus hier in 720 eene kerk ter eere van den H. Martinus. Zij wordt in 999 nog eens genoemd. Te Steijl was een kapel gewijd aan den H. Fabianus en de H. Sebastianus. Nu wordt de H. Rochus er bijzonder vereerd. Te Steijl ligt het groote Missiehuis van de priesters van het Goddelijk woord.
      In het schepenzegel van Tegelen stond de H. Martinus. Het tegenwoordige wapen is gedeeld boven in rood, St. Martinus in goud met een bedelaar, onder in goud een zwarten leeuw. Tegelen heeft zich door zijn pannen en buizen industrie sterk omhoog gewerkt. Ook de vruchtboomen en roozencultnur, de tabaksnijverheid, de ijzerfabrieken bloeien er. Steijl heeft als overgang en stapelplaats van de Maas eene lange geschiedenis. Tegelen had reeds als Romeinsche vestiging beteekenis, om zijne kleinijverheid, waarvoor de bewijzen uitgedolven zijn.

SEVENUM.

      Sevenum was een tijdlang met Horst verbonden. De heeren van Horst, genaamd van Wettenhorst, kochten het van den koning in 1674.
      Kerkpatronen waren de H. Fabianus en Sebastianus.
      In 1621 kreeg men een nieuwen schepenbankstempel, die bevat in een gedeeld schild: 1. H. Sebastianus gewond door pijlen; 2o. links drie leliën 2 en 1. Deze leliën zijn niet te verklaren. Sevenum in de wandeling Zèrum geheeten heeft vele kasteelen gekend: o.a. de Donck, waarvan alleen nog een brok van een toren bestond, dan Schenkenberg, afgebroken en daar tegenover nog de Steinhaag. Sevenum deed vroeger evenals Horst en Venraij veel aan de schapenhouderij, waartoe de Peelgronden zich uitstekend leenden.

VENRAIJ.

      Venraij heeft onder het ambt Kessel behoord en is later als heerlijkheid verkocht aan Bouwens van der Boye. Daarna kwam ze aan van Hugenpoth, en dan aan Overschie de Neeryssche, die allen in Vierlingsbeek op Makken gewoond hebben. De groote, mooie kerk voert tot titel: St Petrus Banden. Onder de parochie Venraij behooren de kapellen: Leunen, de Smakt, Merselo, Oostrum. Oirlo vormt een afzonderlijke parochie, de kapel van Castenraij ressorteert onder Oirlo. Omstreeks 1575 kreeg de schepenbank het tegenwoordig zegel, dat nu nog als wapen der gemeente gebruikt wordt.
      Doorsneden boven van zilver met een paar zwarte gekruiste St. Petrussleutels, waarop een gedeeld schild: 1o. van zi[l]ver met een zwarten goudgekroonden slangenkop; 2o. van zwart met een liggende zilveren wassenaar onder van blauw met een zilveren bijenkorf met twee vlieggaten, op groenen grond, om den korf negen gouden bijen.
      Dit wapen is zeer zinrijk. Het herinnert aan de groote Sint Peterskerk, het monument van het dorp en aan de Peel, waardoor Venraij groot werd.
      Onder Venraij lag bij Oostrum het kasteel Spraaland, dat echter vroeg verviel. De plaats, waar het stond is echter nog zichtbaar.
      De aard der bevolking en het bedrijf komt overeen met die van Horst en Sevenum.

WANSSUM.

      Wanssum en Geisteren vormen eene Gemeente.
      Wanssum heeft tot kerkpatroon de H. Michaël. Het schepenzegel van Wanssum in 1651 en later voerde dit beeld.
      Geijsteren behoorde vroeger evenals Wanssum tot het ambt van Kessel. Kerkpatroon is de H. Willibrord, wiens beeld ook in het schepenzegel is opgenomen. De maire van Wanssum deelde in 1816 aan den Gouverneur der provincie mede dat de wapens der twee deelen der gemeente de twee kerkpatroons bevatten. Zich daar niet aan storend, gaf men de gemeente Wanssum een wapen, waarvan men de beteekenis eenvoudig niet kan gissen.
      De kleur van rood met een paal van blauw, waarop 4 boven elkaar geplaatste zilveren schildjes, een schildhoofd van goud. Onzin!
      Te Geijsteren ligt het aloude kasteel, dat een heele historie achter zich heeft. Het is een tijdlang zelfs in twee deelen gesplitst en bewoond door twee adellijke families, later is het weer vereenigd. Jammer genoeg is het eenige jaren geleden uitgebrand, waarbij veel antieks in de vlammen opging. Het is weer goed hersteld. Dat dit een kasteel van beang is, blijkt uit het feit, dat het Rijk aan de restauratie bijdroeg en aldus verzekerde, dat het herstel naar den eisch geschiedde. Bij het kasteel in de bosschen ligt een zeer interessante watermolen; die te Wanssum is afgebroken, die te Meerlo bestaan nog.

WELL.

      Well is een onderdeel der groote gemeente Bergen, dat aan de Maas tegenover Wanssum en Geisteren ligt. Het was vroeger eene aparte heerlijkheid met een mooi kasteel, omgeven door prachtige lanen. Het wapen der heerlijkheid was een opstaande zilveren pijl in blauw, welk wapen 15 September 1819 door den hoogeu raad van adel werd erkend. De kerk van Well was aan St. Vitus gewijd. Er bestond ook een St. Vitus-gilde. Er bestonden vroeger: eene kapel in Wellerlooi gewijd aan Sint Catharina, eene op de Kamp aan St. Rochus en eene achter het kasteel aan St. Barbara. Die van Wellerlooi is herbouwd en zeer ruim geworden.