Naar inhoud springen

Nieuwsblad van Friesland/Jaargang 59/Nummer 106/Wijlen architect Piet Cuypers

Uit Wikisource
Wijlen architect Piet Cuypers
Auteur(s) Anoniem
Datum Vrijdagavond 9 september 1932
Titel Wijlen architect Piet Cuypers
Krant Nieuwsblad van Friesland
Jg, nr 59, 106
Editie, pg [Dag], tweede blad, [1]
Opmerkingen Eugène Viollet-le-Duc vermeld als Viollet Leduc
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

WIJLEN ARCHITECT PIET CUYPERS

Een museum te Roermond.

      Bij het zevenhonderdjarig bestaan van Roermond als stad, heeft het Hbl. herinneringen opgehaald aan den architect, die vele tientallen jaren achtereen, op onze vaderlandsche bouwkunst zijn stempel heeft gedrukt, en die, Roermondenaar van geboorte, de stad zijner inwoning relief gaf door de reputatie, die hij, eerst als restaurateur van de O. L. Vrouwe Munsterkerk, daarna als ontwerper van veel monumentale bouwwerken, in den lande mocht verwerven.
      Roermond is steeds prat gegaan op het feit, dat het Piet Cuypers tot zijn burgers mocht rekenen, die zijn stad gedurende zijn lang en vruchtbaar leven wist te maken tot een plaats waar men het kunsthandwerk in eere hield.
      Toen enkele jaren geleden dan ook Cuypers’ honderdste geboortedag kon worden herdacht, heeft Roermond dit feit in breede kring bekendheid gegeven en bij het zevende eeuwfeest van deze gemeente, vindt men in de viering daarvan gereede aanleiding om een Cuypers-museum te openen.


Dr. P. J. H. CUYPERS.


      Petrus Josephus Hubertus Cuypers, die in 1827 werd geboren en drie-en-negentig jaar oud, in zijn geboorteplaats ontsliep, was een zeer sterke persoonlijkheid, die zoolang zijn vrouw, een geboren Alberdingk Thijm, leefde, zich in sommige opzichten door haar liet leiden, zelfs aan banden liet leggen. Zij was de eenige wier invloed hij wenschte te ondergaan. Hun huwelijk was innig gelukkig en toen zij stierf, heeft het lang geduurd, voor hij dien slag te boven kwam.
      „Mijn grootvader” zoo vertelt de kleinzoon van den grooten architect aan Annelèn, „stierf op Donderdag 3 Maart van 1921. Hij had dien dag als het ware gekozen voor zijn heengaan, want het was een blijde gedenkdag voor hem. Op 3 Maart 1859 toch trad hij in het huwelijk”.
      Allerlei schikkingen voor zijn begrafenis had de hoogbejaarde zelf genomen. Zelf teekende hij, met bevende hand, een ontwerp voor de doodkist en gaf aanwijzingen voor vorm en kleur. Zelf ook bepaalde hij, dat hij, gehuld in de witte pij der Dominicaner Orde, met zwart overkleed, ter ruste zou worden gedragen. Toen hij gestorven was en lag op het praalbed in zijn, tot chapelle ardente herschapen werkkamer, bleef heel de dag de ruime poort van het patriciërshuis open staan om den Roermondenaars uit alle rangen en standen der maatschappij gelegenheid te geven, hem een laatste groet te brengen en voor zijn zieleheil een kort gebed te spreken.
      Zijn methode van werken week geheel van de gebruikelijke af.
      Als hij bijvoorbeeld een kerk maakte, ging hij achter zijn plankje zitten en dan was het ontwerp in twee dagen klaar. Hij wist het: zóó en niet anders moest het worden. Van een ontwerp, zooals de andere architecten dat kenden, was geen kwestie. Men zal in het Roermondsche Museum geen teekeningen in de eigenlijke zin van hem vinden. Alles staat kris, kras, door elkaar. Alleen de bouwmeester en verder niemand kon er wijs uit worden.
      Op het bureau was één persoon: Pierre Cuypers. Daar was één opvatting: de zijne.
      Zijn zoon, Joseph, die als architect zeer zeker ook destijds reeds verdiensten had, was als vijftigjarige kunstenaar in de oogen van den toenmaals tachtigjarige, een ondergeschikte, die, zonder meer, de hem gegeven opdracht moest uitvoeren.
      Bij de restauratie van het kasteel „Doorwerth” is het voor de eerste keer spaak geloopen. Joseph Cuypers huldigde de opvatting, dat men bij een restauratie niet alleen de gothiek moet sparen, maar ook fragmenten uit andere tijdperken, indien deze ervoor in aanmerking kwamen om ontzien te worden. De oude Pierre evenwel, overtuigd rationalist als hij was, kende maar één stijl: de gothiek, volgens hem de laatste periode die logisch was geweest.
      Door die opvatting bij restauratie-werken is misschien wel veel verloren gegaan, dat zeer stellig de moeite van het sparen, het herstellen waard was geweest.

Het debuut

van den grooten bouwmeester was de restauratie van de O. L. Vrouwe Munsterkerk te Roermond. Hij was toen nog maar kort als architect gevestigd en zeven-en-twintig jaar oud. De heeren uit Den Haag, bij wie de eind-beslissing lag (er was van „Monumentenzorg” nog geen sprake), konden zich met het ontwerp-Cuypers allerminst vereenigen, en toen hun, tijdens een bezoek aan Roermond, bleek, dat de, hun onbekende bouwmeester geenszins bereid was, water in zijn wijn te doen, besloten zij, teneinde raad, den bekenden Viollet Leduc te laten komen, om deze expert te laten beslissen. Deze noemde het ontwerp-Cuypers het eenige juiste en daarmee was, aanvankelijk in Limburg, zijn reputatie gevestigd. En aangezien in die dagen de kerkelijke hiërarchie werd hersteld, en tal van Limburgsche parochies er prijs op stelden, een kerk te laten bouwen, regende het opdrachten.
      En Cuypers bouwde schoone kerken, zonder zich het minst te bekommeren om de gelden, die ervoor beschikbaar waren. Heel wat katholieke kerkgenootschappen hebben zich in de schuld moeten steken terwille van hun, inderdaad fraaie, kerk.
      Alom in het land verrezen kerken en gebouwen, die zijn stempel dragen. In Amsterdam het Centraal Station en het Rijksmuseum, terwijl wij in Leeuwarden de prachtige St. Bonifaciuskerk aan hem te danken hebben.
      Sinds zijn jonge jaren was hij niet alleen een krachtige figuur, maar ook een snaaksch man. Als hij tijdens de eerste jaren van zijn zelfstandige arbeid den dorpspastoor, die om een onderhoud had verzocht voor de bouw van een kerk, ging opzoeken, is het meer dan eens gebeurd, dat de geestelijke bij het zien van den jongen man met zijn leutig baardje en zijn artistieken flaphoed, eenigszins ontstemd vroeg: „Waarom moet ik met ú spreken? Ik dacht, dat uw vader de moeite had genomen, zelf te komen”. Dan verklaarde de bezoeker, hoog te paard gezeten, in eigenlijke en figuurlijke zin, dat hij en niemand anders, Pierre Cuypers was, de architect.
      Een snaaksch man. Wien anders dan hem zou het in het hoofd zijn gekomen om ter gelegenheid van een plechtigheid in IJmuiden zich te steken in de zeer opzichtige gala-uniform met steek, degen en witte broek, die hij, krachtens het bezit van een pauselijke orde, gerechtigd was te dragen? De uitheemsche gala-tooi moet zelfs koning Willem III zijn opgevallen, die zijn adjudant liet vragen, waarom de bouwmeester van het Rijksmuseum zich zóó had uitgedost!


[Afbeelding: Johannes Elsinga (1893-1969). De Sint-Bonifaciuskerk te Leeuwarden.]

DE SINT BONIFACIUSKERK TE LEEUWARDEN.

zooals het bouwwerk.... door niemand gezien kan worden. Daar men er immers steeds te dicht bij staat is het onmogelijk het geheele beeld tegelijk te zien. Onze teekenaar is er niettemin in geslaagd om deze uitstekend geslaagde perspectivisch verkorte teekening te maken, vanuit drie gezichtshoeken.