Omega/Amsterdamsche brieven

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Amsterdamsche brieven
Auteur(s) Omega
Datum Donderdag 30 augustus 1928
Titel Amsterdamsche brieven
Krant De Sumatra Post
Jg, nr 30, 200
Editie, pg , Eerste blad, [1]
Datering 8 augustus 1928
Brontaal Nederlands
Bron kranten.kb.nl
Auteursrecht Publiek domein

AMSTERDAMSCHE BRIEVEN.


(Van onzen correspondent).


De Marathonloop.


      Amsterdam, 8 Augustus. – De wedstrijden volgen elkander snel en in zoo groote verscheidenheid op, dat het haast niet is bij te houden. De belangstelling verdeelt zich over verschillende gebouwen en terreinen, voor de meeste nummers van de athletiek naar een afzonderlijk gebouw bij het Stadion, voor het schermen naar een dito dito, voor het zwemmen naar het zwemstadion, voor het roeien naar de baan onder Sloten en voor het zeilen naar de Zuiderzee. Zelfs bij de groote en veelzijdige belangstelling in het algemeen, is het dus niet te verwonderen, dat het Stadion in de vorige dagen maar zelden goed bezet is geweest en bij regenachtig weer zelfs vrij leeg. Dat hadden we bij de hockey- en het voetbalwedstrijden anders beleefd! Nu, op den vorigen Zondag eindelijk is het Stadion dan toch weer eens stampvol geweest en dit ondanks het gure weer. Maar ditmaal was er ook iets zeer bijzonders te beleven voor een groote menigte: de beroemde Marathonwedstrijd!
      Altijd een hoofdnummer bij de Olympische Spelen, met een eerbiedwaardige geschiedenis. In het jaar 490 v. Chr. behaalden de Grieken een roemrijke overwinning op de Perzen bij Marathon, een onbeduidend plaatsje aan de Oostkust van Attica. Vandaar bracht een Grieksche soldaat in een enkelen, ononderbroken loop het heuglijke bericht naar het 42 K.M. ver gelegen Athene over. Toen hij aankwam kon hij nog juist de groote tijding uitroepen en daarop bezweek hij van overmatige inspanning.
      Aldus is de Marathonloop bij de klassieke Olympische Spelen een hoofdnummer geweest en, vol eerbied voor de oorsprong, ook bij de moderne Olympische behouden. Naar traditie was ook te Amsterdam de lange weg over iets meer dan 42 kilometer uitgemeten. Het parcours liep uit het Stadion eerst door de nieuwe wijken naar den Amstellijk, daarna steeds langs den rechteroever van den Amstel, voorbij het Kalfje, naar Ouderkerk en steeds Zuidwaarts tot dicht bij het veraf gelegen dorp Uithoorn. De loopers sloegen daar Westelijk af over den Bovenkerdijk om dan voor de dwarsloopende Nesserlaan. Weder op den rechter Amsteloever uit te komen, vanwaar de terugweg bijna met den heenweg samenviel. Er was alles gedaan om het heele parcours voor het doel vrij te houden. Alle verkeer was stil gezet. Overal was politie te paard en te voet geposteerd en van afstand tot afstand waren ordecommissarissen in de weer om tijden op te nemen en de renners te helpen of voor te lichten. Slechts op enkele plaatsen kon het publiek zich ophoopen. Hier en daar stonden tafeltes met dranken en fruit, waarvan de loopers zich mochten bedienen midden in den ren.
      Volgens de cijfers van vorige Olympiades zou de heele wedstrijd ongeveer 3 uur duren. De winner te Parijs in 1924 had den afstand in 2 uur 21 minuten afgelegd. Het was een Fin met name Stenroos en hij had zijn beroemden landegenoot Hanes Kolemainen, den winner van den Marathon in ’24 te Antwerpen nog met ruim 11 minuten overtroefd. Onze Marathonloop zou om 3 uur beginnen en kon vóór zessen zijn afgeloopen.
      Reeds in het begin van den middag was het Stadion goed bezet. Alleen de onoverdekte plaatsen vertoonden nog open vakken en dat was wel begrijpelijk want het regende telkens. Om voor 4 gulden in den regen te zitten was niet erg prettig. Maar op den duur werd het weder beter en liepen ook de staanplaatsen vol.
      Het talrijke publiek werd steeds bezig gehouden door spannende weloop wedstrijden, die ik echter niet alle zal beschrijven ook omdat in de meeste geen Nederlanders van de partij waren. Wel was dit het geval bij den beslissenden strijd van een „estafette” over 4 maal 100 meter voor dames. De Canadeesche liepen hierbij weder zoo hard dat zij niet alleen den eersten prijs veroverden maar ook een nieuw wereldrecord maakten. De Nederlandsche vertegenwoordigsters kwamen, na Italië, het laatste aan.
      Bij het volgende nummer, een estafette over denzelfden afstand voor heeren, ging de strijd tusschen Amerika en Duitschland en dit laatste land verloor eervol, met het luttel verschil van enkele centimeters.
      Deze nummers waren wel spannend, maar het volgende wekte groote geest drift omdat hierbij een Nederlandsch succes werd behaald: Dit was een kamp in het hoogspringen voor dames, waaraan een jonge dame uit Den Haag, juffrouw Gisolf meedeed. Op vele wedstrijden, hier te lande en in den vreemde, had zij reeds prijzen behaald en zoo hadden velen hun hoop op haar gevestigd. Het was echter bekend dat uit Canada geweldig hoog springende dames waren gekomen en dat is ook gebleken. Tot 1 M. 57 bleven drie dames gelijk, en daarbij ook de Nederlandsche. Toen het koord geleidelijk werd verhoogd bleef alleen de Canadeesche miss Cotherwood over en toen deze daarop nog een hoogtesprong van 1.59 maakte had zij den eersten prijs behaald en zelfs het bestaande wereldrecord verbeterd.
      Er moest nu worden gekampt om den tweeden prijs. De Amerikaansche miss Willy kon de hoogte van 1.58 niet halen, maar juffrouw Gisolf deed dat met gemak, zooals zij reeds meermalen had gedaan, en dus werd zij winster van den tweeden prijs. Het was de eerste maal bij alle athletiekwedstrijden dat de Nederlandsche vlag, nu naast de Canadeesche, werd geheschen een kleine vergoeding voor veel teleurstellingen en heel aardig dat het juist een dame was die dit had bereikt, terwijl de mannelijke loopers en springers in gebreke waren gebleven. Het Stadion daverde van het gejuich en de vreugde was algemeen.
      Het liep nu reeds tegen drie uur. Alle tribunes waren thans dicht bezet, ook de eeretribune, waar Prins Hendrik te rechter tijd kwam plaatsnemen. Het was een indrukwekkend gezicht toen al de deelnemers aan den Marathonloop in hun veelkleurige kleeding het Stadion binnenkwamen en daar werd opgesteld. De jury had daarmee nog heel wat werk en zoo was het reeds tien minuten over drieën toen het schot voor het vertrek werd gelost. Er waren niet minder dan 79 deelnemers, maar enkelen hebben zich reeds bij den aanvang bedacht en zijn niet meegegaan.
      Het plein vóór de Marathonpoort was zorgvuldig vrij gehouden. Daar omheen hadden duizenden zich opgehoopt. Voorop ging politie op motorrijwielen, gevolgd door een ambulancewagen van den geneeskundigen dienst, voor ongelukken onderweg. Vervolgens een groote auto voor de pers, die niet geheel tevreden was, want het was uitgemaakt, dat voor elk land op die monier slechts een enkel vertegenwoordiger den geheelen wedstrijd van nabij zou mogen volgen. De Marathon hekken ston den wijd open. Toen het schot viel reden de auto’s op en kwamen de renners in een grooten drom naar buiten. Een dicht gedribbel van naakte beenen, daarboven de tricotjes van allerlei kleuren, ieder man met een groot nummer op de borst. Wie in die dichte massa zou de gelukkige win ner zijn? Dit was voor iedereen de groote vraag. De gelukkigen die den wedstrijd van nabij volgden, konden onderweg onderweg gissingen maken maar het reusachtige publiek in het Stadion, dat al den tijd werd bezig gehouden met wedstrijden, werd toch telkens op de hoogte gehouden door berichten van de controleplaatsen. Elk land had zes deelnemers mogen leveren, maar het werd helaas al gauw duidelijk dat de Nederlanders niet tot de vlugsten behooren en geen hunner een schijn van een kans had.
      Er waren wel favorieten en landen die in het bijzonder in aanmerking werden gebracht. Daarbij de altijd hardloopende Finnen (die immers reeds twee maal den Marathon hadden gewonnen) en vlugge Japanners. Duitschers hadden veel verwachting van een landgenoot met den toepasselijken naam Wandrer, de Amerikanen op hun snelsten renner, Joie Ray.
      Reeds kort na het vertrek was de groote drom opgelost in verscheiden groepen die trouw bij elkaar bleven, met een onderling afstandsverschil van wel 500 meter, dat op den duur nog werd vergroot. Van de spits tot de hekkesluiter werd de afstand wel 2 K.M. en dit toen nog slechts ruim 8 K.M. waren afgelegd. In het midden ongeveer liepen toen de zes Hollanders.
      In de voorste groep, die een snelheid van 20 K.M. in het uur volhield, liepen wel 5 Finnen, 2 Japanners, een Belg, de genoemde Duitscher en de Amerikaan Joie Ray. Langen tijd bleven zij bijeen, maar onderweg kwamen nog wel anderen naar voren rennen om zich aan te sluiten, terwijl sommigen tijdelijk of voor goed afzakten.
      Bij Ouderkerk, toen 13 K.M. in 41 minu- waren afgelegd, liepen de beide Japanners nog voorop, op de hielen gevolgd door den Amerikaan, schter hem twee Finnen en een Canadees die zich had vooruitgewerkt.
      Van afstand tot afstand is de geheele race niet gecontroleerd, ook niet door de auto’s, die een omweg moesten maken en de renners daarna weder afwachtten. Onderweg, gristen sommige loopers wat vruchten van een tafeltje of dronken in der haast een slok koude thee. Zelfs bij het keerpunt aan de Nesserlaan, d.w.z. na ruim 20 K.M. afstands, liepen de twee Japanners, een Fin en de Amerikaan nog altijd aan den kop. Bij hen nog enkele anderen en op ongeveer 150 meter achter de hoofdgroep volgde een kleinere tweede. Onder deze laatste deelnemers was een groote en zware Chileen en een kleine kleurling. In de auto’s was wel niemand die aan die twee bijzondere aandacht schonk, want wat zouden zij hebben in te brengen tegen de Japanners en de anderen die ver vooruit draafden?
      Op den verderen weg begonnen de voorloopers toch wel teekenen van afmatting te geven. De Japanners liepen al zwaarder en de Amerikaan droop van het nat. Zelfs het eerste peleton raakte uit elkaar toen het einde naderde. De Japenner Yamada schoot vooruit en liet Joie Raye een 30 tal meters achter zich, den eerste van de Finnen wel 250 meter.
      Toen gebeurde het geheel onverwachte. Die kleine kleurling, een Fransche Algerijn, schiet plotseling snel naar voren, zoodat het lijkt of al de anderen stilstaan, hij passeert den Fin, toen Ray en ook Yamada, om op dezen een voorsprong te nemen van meer dan 100 meter. En als een tweede verrassing komt de zware Chileen met een vaart naar voren en plaatst zich zoowat 50 meter achter dien kleinen bruinen harddraver!
      De Japannees Yamada had bijna 40 K.M. lang de leiding gehad, nu scheen zijn kans reeds verkeken en zoo was het ook met den Amerikaan en den Fin. Het werd reeds duidelijk dat de Algerijn en de man uit Chili de beste kansen hadden, en dat zij slim en met tactisch beleid hun krachten hadden gespaard, de hoofdgroep als gangmaker hadden laten werken om op een goed moment vooruit te rennen.
      Over het laatste eind is er eigenlijk van strijd geen sprake meer geweest. De Algerijn bleef voor en hij won zelfs nog een weinig op zijn tegenstander. Op de klok 5. 44, dus na 2 uur en 33 minuten, rende hij de Marathonpoort binnen en liep onder stormen van gejuich het laatste halve baanrondje tot een de finish! Hij waggelde en werd door een paar landgenooten ondersteund en weggeleid. Geen 35 meter achter hem volgde de stoere man uit Chili en hij scheen nog volkomen fit te zijn. Ook hij werd luid toegejuicht. Derde was de Fin Martilainen, 4e Yamada, 5de de Amerikaan Ray, 6e weer een Japannees, 7e een Fin, 8ste een Engelschman, enz. enz. Allen onderling met groote afstanden. De eerste Hollander van de vier die het heele parcours hadden afgelegd, was Landheer als nr. 30; de drie anderen werden genummerd 54, 55 en 57. Toen kwam Landheer slechts 20 minuten achter den winnaar aan.
      Op de hooge tinnen van het Stadion waren de natie-vlaggen der overwinnaars reeds geheschen, eerst de Fransche van groot formaat, daarnaast de Chileensche, twee horizontale banen van wit en rood en in het wit een blauw blok met een witte ster; en de Fische, een blauw kruis op een wit veld.
      Er was nog een oogenblik opschudding toen enkele Chilenen van de deelnemerstribune in het veld sprongen om hun landgenoot te omhelzen, maar de in dit geval al te strenge politie dreef hen gauw terug, want het mocht niet.
      Lang niet alle deelnemers zijn in het Stadion teruggekomen. Velen hadden het opgegeven, 10 of 15 zijn door de ziekenauto’s opgepikt.
      Uitbundig en uitgelaten was de vreugde van alle Franschen, die, zoo min als eenige andere nationaliteit zulk een zege hadden verwacht. Hoe zouden de beroemde Finnen ooit zijn te slaan en was het denkbaar dat Joie Ray, kampioen in Amerika over verschillende afstanden, door een volslagen onbekende zou worden gepasseerd? ’t Was een wonder en ontzaglijke verrassing. De Algerijn El Ouafi, dat kleine bruine kereltje, was sedert vier jaar als mecanicien werkzaam in de autofabriek van Renault te Parijs. Het was bekend dat hij bij loopwedstrijden enkele prijzen had gehaald, maar in Frankrijk had niemand vermoed dat hij behoorde tot de internationale klasse ’t Hoe groot was dus de vreugde van alle Franschen toen zij hem de Marathonpoort zagen binnenrennen, herkenbaar aan den Gallischen haan op het blauwe tricotje. Zijn voorsprong op nummer twee was nog te verwonderlijker omdat deze maatste, M. Plaza, een krantenverkooper in Diego, reeds drie maanden lang om zich te trainen dag aan dag het heele Marathonparcours had geloopen zoodat hij het van stap tot stap kende.
      Merkwaardig dat twee totaal onbekenden aldus de eerste zijn geworden en de hoogste eer hebben behaald. Alle andere namen zullen gauw zijn vergeten, de hunne worden in de geschiedenis van de Olympische Spelen vereeuwigd.


Nederlandsch succes.


      Wanneer ik nog vele andere wedstrijden ging beschrijven, zou het mijn lezers vergaan gelijk iedereen hier, want elke dag levert een menigte uitslagen, zoodat men er onvermijdelijk mee in de war raakt. Daarom slechts een bloemlezing en dan alleen voor zoover landgenooten een groot of een betrekkelijk succes hebben behaald. („Geboekt” heet dat altijd in de echte sporttaal, maar die ontwijk ik liefst).
      Om dat te beginnen noteer ik een groote zege, niet van de spieren maar van de geest. Zij is trouwens niet precies Olympisch, maar toch gelijktijdig met de Olympiade. In het groote tournooi van den wereldschaakbond heeft de Nederlandsche vertegenwoordiger dr. Euwe, een nog jonge man van wien veel meer kan worden verwacht, den eersten prijs behaald. Dat is een overwinning om extra trotsch op te zijn!
      In het zwemstadion heeft het Nederlandsche polozevental met 11 tegen 1 de Zwitsers verslagen, daarna heeft het eervol met 4–3 van Engeland verloren, in een wedstrijd die zich heeft gekenmerkt door zeer unfair spel aan den Engelschen kant. Alle getuigen spreken er nog schande van. Van het land waar „fair play” altijd wordt gehuldigd was dit allerminst te verwachten! De Fransche scheidsrechter kon er niet tegen op en bleef totaal in gebreke.
      Hiertegenover is te water een overwinning te vermelden van de aardige „Zus” Braun uit Rotterdam, die tegenover zulke Amerikaansche sterren als de dames Norelius en Mc. Kim toch wel geen kans zou hebben.
      Niettemin is zij in de finale en toen het er op aankwam heeft het dapper meiske de vertegenwoordigster van Zuid-Afrika en twee van Engeland overtroffen, de gevreesde miss Mac. Kim voorbijgestreefd en vlak achter miss Norelius het eindpunt bereikt. Het zegt veel, dat deze laatste in dit nummer (400 meter vrije slag) een tijd maakte van 5 min. 42.8 sec. en daarmede een nieuw Olympisch en een nieuw wereldrecord maakte. Marietje Braun was tweede en voor de derde maal in drie dagen, – want zij had reeds meer succes behaald, – werd zg het bevallig voorwerp van een uitbundige ovatie. Door haar kranig werk werd de Nederlandsche vlag nu aan den Olympischen mast geheschen, wat helaas maar zelden is gebeurd.
      Op de wielerbaan was veler hoop gevestigd, want daar hebben de onzen, ook internationaal, een goeden naam. En wekt Nederland niet de verbazing van alle vreemde bezoekers als een land waar het van fietsen wemelt? De belangstelling heeft zich uitgesproken door een groote opkomst in het Stadion. De aanmoedigingskreten zijn niet van de lucht geweest en het applaus was overweldigend als de onzen iets bereikten.
      Er is een oogenblik geweest dat Holland van vier tweede prijzen verzekerd was en nog kans had op drie eerste. Dat die zouden werden behaald was wel wat veel verlangd en het is er ook niet van gekomen. Maat met hetgeen werd bereikt kunnen we toch zeker tevreden zijn.
      In de jachtrace over 4 K.M. of 8 ronden tusschen ploegen van vier man, kwamen onze renners in de finale. Zij versloegen de Franschen, maar verloren tegen de Italianen en de einduitslag was: 1 Italië, 2. Holland, 3, Engeland. Jammer dat onze sterkste man, de kranige amateur Jhr. Bosch van Drakestein, een zware kou had gevat en tijdelijk buiten gevecht was gesteld.
      In den tandemwedstrijd over 2 K.M. of vier ronden, heeft het paar Van Dijk en Leene met een halve wiellengte verschil van de Duitschers gewonnen en vervolgens van de nog meer gevreesde Engelschen. Toen had men het gejuich moeten hooren dat het Stadion vervulde! Het was een orkaan.
      In vele takken van sport hadden we niets noemenswaardigs bereikt. Nu waren vier nummers, één eerste en drie tweede prijzen behaald. Dit is op wielergebied uniek en de wielrijders hebben dus veel goed gemaakt en de eer van het land kranig opgehouden.
      Over de overige afdeelingen zal ik nu niet in bijzonderheden treden, vooral omdat zij nog niet geheel zijn te overzien. In het langdurige schermtournooi hebben de Nederlanders ten minste een goed figuur gemaakt, maar geen groote prijzen kunnen veroveren. Hetzelfde geldt van het roeien en zelfs van het zeilen. Het boksen is pas begonnen. In den grooten wielerwegstrijd door Noord- en Zuid-Holland heeft een Deen het kampioenschap behaald, maar de onzen hebben in het klassement geen hooge plaatsen kunnen bezetten. We blijven maar hopen dat in de resteerende dagen toch de Nederlandsche vlag een of meermalen in den Olympischen mast zal worden geheschen, wellicht nog op den laatsten dag, bij de ruitersport.
      In dit internationaal kunsttournooi, – dat zonder rumoer of toejuiching in het Stedelijk museum of gestreden, – heeft onze Isaac Israëls den eersten prijs behaald voor schilderkunst en de maker van het algemeen geprezen Stadion, de architect Jan Wils, zonder eenige tegenkanting den eersten prijs voor architectuur.
      Belooning van anderen aard zijn niet uitgebleven. Nu reeds enkele dagen geleden is in de verjongde Raadzaal op het Prinsenhof een feestelijke bijeenkomst gehouden. Daartoe waren vele personen genoodigd en zij konden er niet ongelukkig van zijn wat hun zou te beurt vallen.
      Begeleid door den burgemeester verscheen Mr. Waszink, de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en zette zich in den Voorzitterszetel. In zijn toespraak bracht hij ten eerste hulde aan den burgemeester, den man van groote organisatorische gaven. Namens de regeering dankte hij het gemeentebestuur van Amsterdam en velen der aanwezigen voor hetgeen zij hadden verricht om de Negende Olympiade voor te bereiden en zoo goed te doen slagen. Na deze inleiding deed de Minister mededeeling van alle decoraties welke volgens een, door Hare Majesteit dien eigen morgen geteekend Besluit waren verleend. Onder applaus deelde de minister mede dat Burgemeester de Vlugt was benoemd tot commandeur in de Orde van Oranje Nassau, tot ridder in de Nederlandschen leeuw Baron Schimmelpenninck, de voorzitter, en majoor Scharroo, ondervoorzitter van het Ned. Olympisch Comite. Voorts tot officier in de orde van Oranje Nassau verscheidene andere leden van dat comité, de gemeentesecretaris van Amsterdam, de architect Jan Wils, nog eenige ambtenaren als de directeur van de Gemeentetram, en werden eenige sportmenschen. Ridders in dezelfde orde werden een commissaris en een hoofdinspecteur van politie en o.a. ook de voorzitter van de „Amsterdamsche Pers“, (die warempel wel een officierskruis had verdiend.) Verder nog eeremedailles in goud, in zilver en in brons met name aan politiemenschen.
      Er was voldoening en dankbaarheid in de Raadzaal en de Burgemeester bedankte daarna ook Baron Schimmelpenninck namens het Olympische comité, waarbij hij verklaarde dat de verstandhouding en de samenwerking met het Gemeentebestuur niets te wenschen hadden gelaten.


De sluiting van de Ita.


      Zondag den 5den dezer is de Indische Tentoonstelling te Arnhem, nadat zij nog een week was verlangd, met eenige officieele plechtigheid gesloten. In de acht weken sedert 11 Juni is zij bezocht door 300,000 personen waarbij 62,000 schoolkinderen. Zij heeft zich gunstig van vele andere exposities onderscheiden door geen financieel deficit na te laten, zoodat noch de garantie van de gemeente Arnhem, noch die uit particuliere fondsen behoeft te worden aangespoken.
      Aan het souper dat de sluiting op de aangenaamste wijze bezegelde, heeft Minister Koningsberger onder daverende toejuichingen medegedeeld dat Mr. Huges was benoemd tot officier in de Orde van Oranje Nassau. Eere wien eere toekomt.


Omega.