Naar inhoud springen

Pagina:Aan het volk van Nederland.djvu/21

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

☾ 21 ☽

Hoe gaauw zouden wy eene Vloot in Zee en eene Alliantie met Frankryk en Amerika hebben, en ons wreeken op onze Vyanden! Hoe gaauw zouden wy onzen zieltogenden Koophandel doen herleeven , en alle die duizenden van nyvere Ingezetenen, de welken door deezen godlooslyk berokkenden en overlegden Oorlog hunne broodwinning miſſen en met vrouwen en kinderen bitter gebrek lyden, wederom, als voor eenige maanden, toen ’er wat te verdienen was, aan de koſt helpen!


ô Landgenooten! nog eens, wapend U allen te zamen, en draagt zorg voor des gemeenen Lands, dat is voor Ulieder eigen zaaken. Het Land hoord Ulieden met malkanderen toe en niet den Prins met zyne Grooten alleen, die Ulieden, die ons allen, die Neerlands geheele Volk, de Afſtammelingen der Vrye Batavieren aanzien en behandelen als hunnen erflyken eigendom, als hunne Oſſen en Schaapen, dewelken zy naar hun goeddunken of ſcheeren of ſlagten kunnen en mogen. Het Volk, dat in een Land woond, de Inge­zetenen, de Burgers en Boeren, minvermogenden en ryken, grooten en kleinen, deeze allen byeengenomen zyn de waare Eigenaars, de Heeren en Meeſters van het Land, en kunnen zeggen hoe zy het hebben willen; hoe en door wie zy willen geregeerd weezen. Een Volk is eene groote Maatſchappy, eene Compagnieſchap en niets anders. De Regenten, de Over­heden, de Magiſtraaten, de Prins, wie het ook is, die eenigen poſt in die Maatſchappy bekleed, zyn maar enkel de Directeurs, de Bewindhebbers, de Rentmeeſters van die Compagnieſchap of Maatſchappy, en, in deeze qualiteit, minder dan de Leden van dezelve, dat is de geheele Natie of het Volk te ſamengenomen. By voorbeeld. De Ooſtindieſche Compagnie is eene groote Maatſchappy of Compagnieſchap van Kooplie­den, die zig vereenigd en ſamengevoegd hebben, om koophandel op Ooſtindie te dryven. Hun getal is veel te groot en zy woonen te ver van malkanderen om geduurig, als het noodig is, byeen te kunnen koomen, of om de zaaken van hunne Compagnieſchap zelven in eigener perſoonen te kunnen beſtieren; ook worden daar kundigheden toe vereiſcht, die alle participanten

C 3