Pagina:Aan het volk van Nederland.djvu/22

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

☾ 22 ☽

juiſt niet hebben. Om die reden doen de participan­ten zeer wyslyk, dat zy Directeurs of Bewindhebbers of Rentmeeſters aanſtellen, die zy voor hunne moeite betaalen, en aan dewelken zy even zo veel magt geeven, dog niet meer, als noodig is, om dat gene te kunnen verrigten, waar toe zy geroepen, gehuurd en aangeſteld zyn. Die Bewindhebbers hebben natuurlykerwyze over de zaaken van de Compagnie wel meer te zeggen dan deeze of geene participant afzonderlyk; ook meer dan zelfs een groote hoop participanten, die de meerderheid niet uitmaken; maar als alle de partici­panten te ſamen , of wel eene ontwyfelbare meerderheid van dezelven eenige verandering in het beſtier van de Compagnies, dat is hunne eigene zaken willen gemaakt hebben, dan is het de plicht van de directeurs of be­windhebbers, die in deze betrekking de dienaren der participanten zyn, te gehoorzamen en te doen het gee­ne de participanten begeeren, want niet Zy bewind­hebbers, maar de participanten, de regte eigenaars, Heeren en Meeſters van de Compagnie of Maatſchappy zyn. Even zo is het met de groote Volksmaatſchappy geſteld. De Grooten, die Ulieden regeeren, de Prins, of wie verder eenige magt in den Lande oeffenen, doen dit alleen uit Ulieder naam. Al hun gezag is van Ulie­den ontleend. Gylieden zyt de participanten, de eigenaars, de heeren en meeſters der Volksmaatſchappy, die zig in deze Landſtreek, onder den naam van Vereenigde Nederlanden, heeft neergezet: Zy de Grooten, de Regenten, daarentegen, zyn ſlechts de bewindhebbers, de dircteurs, de rentmeeſters van dezelve. Gylieden betaald hen uit Ulieder eigen, dat is ’s volks beurs; zy zyn dus in Ulieder dienst; zy zyn Ulieder dienaren en aan het meerdergetal van Ulieden onder­worpen, en rekenſchap en gehoorzaamheid ſchuldig. Nog eens. Alle menſchen zyn vry geboren. De een heeft van nature over den anderen niets te zeggen. De eene menſch is wel wat verſtandiger van geest of wat ſterker van lighaam of wat ryker dan de andere; doch dit geeft hun, die verſtandiger, ſterker of ryker zyn, geen het minſte regt om over de minderverſtandigen, minder ſterken, minder ryken te heerſchen. God, onze gemeene vader, heeft de menſchen geſchapen