Pagina:Aan het volk van Nederland.djvu/48

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

☾ 48 ☽

byna altemaal zyn, afhangelingen van den Prins, weigerden die Propoſitie in overweeging te neemen, tot dat de Prins op het allerſtoutst, in veragting van het geen hy bezworen had, de Conmisſien zonder nominatien had vergeeven en zy Staaten alle die aanſtellingen — tegens het protest van den Baron aan — hadden goedgekeurd.


 De Koning van Engeland met onzen Prins overlegd hebbende, hoe zy de Republiek best zouden inwikke­len in de haaken en oogen, waar in Engeland door het onderdrukken der Amerikaanen ſtond te geraaken, om daar door voortekomen, dat wy met die omſtandigheden ons voordeel deeden en onzen Koophandel zouden uitbreiden, zo ſpraken zy met malkanderen af, dat de Prins zelf in Perzoon (zoo als Hy even als een Engelſch Commisſionaris by een zeer dringenden Brief gedaan heeft) aan de Staaten van elke Provintie zou verzoeken, om de Schotſche Regimenten, die in on­zen dienſt zyn aan zynen lieven Neef en Bondgenoot te leenen. In alle Provintien ging dit vlot door, dog het was onze Overyſſelſche Baron, die het gevaar van zulk een ſtap doorzag, duidelyk aanwees, en dit liſtig verzoek, dat enkel ingerigt was om als deeze Schaap­jes eens over de brug zouden geweeſt zyn, ons even als in 1742 en vervolgens, dieper en dieper in te wik­kelen, ronduit afſloeg, zo als Amſterdam, eenige weeken laater, dog wat Politieker deed. De Baron behalven de gevolgen, die het leenen van deeze Troupes op de ruſt en welvaard van zyn Vaderland noodzakelyk moest hebben en de onbillykheid om Lieden, die ons nooit misdaan en eene regtvaardige zaak hadden, te helpen onderdrukken, bemerkte ook nog den verborgen toeleg van onzen Prins, om door dat middel eenige Regimenten meer in dienſt te krygen, vermits men in plaats van de Schotten anderen zouden hebben aangeworven, om ze vervolgens, op gelyke wyze als reeds was geſchied met de Troupes, die naar de West ge­zonden waren geweeſt, altemaal in dienst te houden, en de Baron deezen toeleg openlyk aan den dag bren­gende verklaarde zig oud Hollands dagelyks grooter tegenzin te krygen tegen alle vermeerderingen onzer Landmagt, zo lang met monſter der militaire Jurisdictie

op