☾ 47 ☽
het onderteekenen der formulieren van eenigheid zonde verſchoonen. Het was dus enkel te doen om de goede Van der Mark weg te krygen.
De Baron Van der Capellen Heer van den Pol en Lid van de Ridderſchap en Edelen van de Provintie van Overyſſel, een Man, die in de Regeering is gegaan met een voorneemen om nooit eenigerlei Ampt of Commisſie te willen hebben, het gene hy zo wel na als voor zyne beſchryving meermaalen op verſcheiden plaatzen opentlyk verklaard en door zyn gedrag in ’t ſtuk van Regeering tot ſpyt van zyne vervolgers volkoomen beveſtigd heeft, de Heer Van der Pol zeg ik, begreep, dat, zou de weinige Vryheid, die ons onder het Stadhouderſchap nog is overgebleeven, niet geheel verlooren gaan, het hoog tyd was, om zig openlyker en rondborſtiger dan voorheen geſchied was, tegens de dagelyks toeneemende magt en onophoudelyke onderkruipingen van het Huis van Oranje te verzetten. Deszelfs kragt voor het grootſte gedeelte in de Landmagt beſtaande, verzettede de Baron zig ſteeds, zoo veel mogelyk, tegens alle vermeerderingen van dezelve: drong aan op het weeren van Vreemdelingen en op het regt dat alle Volken hebben, om zo als hy zig in tegenwoordigheid van onzen Prins in 1773 uitdrukte,
in hun eigen Land, welks laſten zy alleen dragen, ook alleen geëmploieerd te worden.
Ter gelegenheid dat de Commisſien in Overyſſel wederom moeſten vergeeven worden, bragt hy onzen Willem den Vden met eenen beleefden Brief, daar hy egter met geenerlei antwoord op verwaardigt werd, onder ’t oog, dat het Reglement op de Regeering vorderde, dat ’er eene nominatie van eenige Perzoonen tot het vervullen dier Commisſien gemaakt wierd, zo als nog onlangs by het leven van de Prinſeſſe Gouvernante was geſchied. Hy erinnerde onzen Willem, dat hy, zoo wel als alle de Regenten dat Reglement hadde bezworen, en wees op eene beſcheidene wyze de gevolgen aan, die het hebben moeſt, wanneer zulk eene Grondwet by aanhoudenheid wierd overtreeden. De Baron deed ’er als Lid van Staat eene ſchriftelyke Propoſitie van ter Vergadering van Overyſſel, maar de Heeren dier Provintie, zo als ze in de Landprovintien