Pagina:Aan het volk van Nederland.djvu/56

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

☾ 56 ☽

toonen, dat gy de beſte, de gewigtigſte Poſten aan vreemde Prinſen, Hertogen, Graven en an­dere Grooten toevoegd en de Inboorlingen voorbygaat. Dit zyn de misdaden van dezen Edelman. Hy is een gevaarlyke Karel, niet waar Vorst? Hoe gelukkig ware ’t voor U, dat de Zutphenſche Ridderſchap zo laag dagt als de Overysſelſche, dan kond gy U ook van dezen laſtigen tegenſtander ontdoen!
 Is niet de wyze op welke het U eindelyk gelukt is, den braven, den belangeloozen Van Berckel, dien yverigen voorſtander van onzen Koophandel en welvaart van de Statenvergadering van Holland, te krygen, een blyk dat gy alles durft en alles kunt. In Amſterdam geene afhangelingen genoeg hebbende om dezen Man te kunnen onderbrengen, laat gy Hem, ſchoon ſlegts een Dienaar zynde, die de beveelen van zyne Meeſters moet ten uitvoer brengen, voor welke niet hy maar zyne Meeſters alleen verantwoordelyk zyn, door uw vriend Yorke, uit naam van uwen Neef, den Koning van Engeland, ſchoon men Hem niets misdaan had, ter ſtraffe eiſchen en in moeilykheden wikkelen; niet alleen dit; maar de Broeder van onzen patriotſchen en by elk beminden Penſionaris moest mede uwen haat gevoelen, en door U, ſchoon hy ’er de naaſte toe was, van ’t Burgemeesterſchap van Rotterdam worden uitgeſloten.
 Hoe leeft gy met het Recht van Pardon? Is’er ooit onbeſchaamder en willekeuriger misbruik van gemaakt? In plaats van een hulpmiddel tegen de ſtrengheid der Wet voor den ongelukkigen misdadigen te zyn, zo is het in uwe hand eene toevlugt voor den boozen; voor den bedryver van enorme delicten geworden. O Wil­lem! waar zal men zig in ons Vaderland voor U ver­bergen, daar gy de magt hebt, om moordenaars ſtraffeloosheid te bezorgen!


 Hoe hebt gy met de Armee geleeft? Hebt gy het lot van zesëndertig duizend menſchen, die om een ge­ring loon, om eenen miſerabelen Agtëntwintig, hun leven en vryheid overgeven, en ſlaaf in den allerëigenlykſten zin zyn, hebt gy het lot van die duizenden, toen de Overysſelſche Capellen, in 1773, het U voorſloeg, en de ſtad van Amſterdam ’er U vervolgens meer dan zeven tonnen gouds toe aanwees, door de minſte

ver-