Pagina:Aan het volk van Nederland.djvu/62

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

☾ 62 ☽

o Willem! het ontwerp, het gedrag uwer Voorzaten; Uw eigenhandige Brief aan de Staaten van Friesland, in dato vierëntwintigſten January 1779, waarin gy U over de allesſins billyke maatregelen van den Koning van Frankryk onzen natuurlyken Bondgenoot, tegen die Leden onzer Republiek, die door Uw toedoen zig openlyk de begunſtigers der Engelſchen zyne vyanden toonden, op zulk eene wyze hebt durven uitlaten, dat het te verwonderen is, dat Gy en uw Engelſche aan­hang, niet voor lang de wraak van dien Vorst hebt ondervonden; uwe hardnekkige verkleefdheid aan En­geland; uwe gemeenzame ommegang en corresponden­tie met Yorke, die gy tot het alleruiterst oogenblik hebt aangehouden en mogelyk nog niet geheel hebt afgeſneden; uwe onverzoenlyke haat tegen elk die met U niet Engelſchgezind wil zyn, verraden U! de bereidvaardigheid, de yver, het genoegen, waar mede gy U hebt laaten gebruiken, om de papieren, by den Amerikaanſchen Ambasſadeur Laurens gevonden, ſchoon die ſtrekten om Amſterdam en anderen daar in betrokken Patriotten in moeilykheid te brengen, aan Hun Hoog Mog: in perſoon, met byvoeging van bit­tere aanmerkingen, overtegeven, verraden U. Het blyde gelaat van uwe Hovelingen, by het vernemen der rampen onzes Vaderlands; het onnatuurlyk genoegen, dat gy, op de tyding van het gevegt met Parker van den vyfden Auguſtus, hebt durven betoonen: dat de Engelſchen (men verzekert dat het Uwe eigen woorden zyn) evenwel de Vlag niet geſtreeken hadden; de vreugde door uwe Gelderſche Freulen, die, wegens hare naauwe betrekking op uw perſoon, van uwe ge­heime denkenswyze niet geheel onkundig kan geacht worden, de vreugde, zegge ik, door deze Dame, die gy laag genoeg zyt, van ook al op de wyze der Vorſten, aan uwe jonge friſſche Egtgenoote voortetrekken, zo onvoorzigtig als openlyk betoond over het verlies van St. Euſtatius, met byvoeging, dat het zo moest gaan als men dat trotſche AMSTERDAM tot reden zoude brengen; het genoegen, waar mede men de faillisſementen der kooplieden aan uw Hof hoorde; de partydigheid die onze Republiek, op uw aandryven ſteeds tegen de Amerikanen, heeft moeten toonen, zelfs zo