Pagina:Aan het volk van Nederland.djvu/69

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

☾ 69 ☽

Zyt dus op uwe hoede wanneer zy zig over de oorzaaken van s’Lands ongeval op den Predikſtoel uitlaaten. Gelooft niemand blindeling, maar onderzoekt of zy, die Ulieden dit of dat voorpraaten of voorpreeken, be­langeloos zyn; of zy ook beloond worden en gehuurd zyn om Ulieden te misleiden en de zaaken onzes Lands in een valſch ligt voorteſtellen. Dog denkt niet, dat ik de Geeſtlykheid in het algemeen in minagting by Ulieden wil brengen. Neen! Ik danke God, dat’er in onze dagen zo veel waare en verligte Liefhebbers hunnes Vaderlands onder hen zyn: maar ik wilde Ulie­den enkel waarſchouwen, dat zy even zo zwak zyn als alle andere menſchen, en dat Gylieden ze nergens minder in moet gelooven dan in Staatkundige zaaken. De Staatkunde is een heel aparte ſtudie, daar zy zel­den tyd en gelegenheid toe gehad hebben om zig op toeteleggen; ook moeſten zy die nooit op den Predik­ſtoel brengen, dewyl die alleen voor den Godsdienst is geſchikt. Dog ik hervatte den draad.


 Uw voorſlag, ô Willem! van den 10. Maart 1779, om namentlyk vyftig à zeſtig Oorlogſchepen te Equipeeren, werd eene openlyke ſpotterny, zo dra Gy dien vaſtmaakte aan eene volſtrekt noodelooze en voor de Vryheid doodlyke vermeerdering van de Landtroupes tot niet minder dan zeſtig duizend Man. Ook vond zig Amſterdam daar door gedrongen, om ’t een en ’t ander te moeten weigeren en te adviſeeren, dat men zig by proviſie maar moest houden aan de in het laatst van het Jaar 1778 beſlooten en vaſtgeſtelde Equipagie van tweeëndartig Schepen; welk getal van Sche­pen, indien het op zyn tyd klaar en eerlyk door U, als Admiraal Generaal ter beteugeling van der Engelſchen overmoed was beſteed geweest, meer dan toerei­kende zoude geweest zyn, om ons buiten den Oorlog te houden. Hebben de Noordſche Mogendheden elk wel zo veel Schepen? en worden zy niet door de Engelſchen ontzien? De grootſte Vloot, die de Zee ooit bevaaren heeft, ſchoon geheel door Helden bemand, kan ons niet tegen de Engelſchen beveiligen, zo lang zy onzen Opperadmiraal te vriend hebben. Wat wy ook mogen doen, ’t kan ons op den duur niets baaten, het is alles vrugteloos!

I 3