Naar inhoud springen

Pagina:Aan het volk van Nederland.djvu/68

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

☾ 68 ☽

uwe Creatuuren en Inſtrumenten laat beknibbelen, gelyk by uwe Sesſieneeming in Overyſſel geſchied is, terwyl Gy U zelven op uitdrukkelyke Order zelfs in de ſtemmende Steden het koninglyk Salut doet geeven en dagelyks ſoortgelyke nieuwigheden invoerd — is men dan wel liefdeloos, wanneer men U verdenkt, dat Gy naar hooger Gezag ſlaat? — dat het oude burgerlyke U niet langer kan voldoen? — dat Gy niet zult ruſten voor dat Gy ook een Kroone draagd — en Gy en uwe Nakomelingen dus niet langer aan Uiieder koninglyke Gemalinnen, zo als tans nog moet geſchieden, de hooger rang zult behoeven toetekennen.
Maar wat zal ik, ô Willem, van uw particulier ge­drag en levenswyze zeggen? Myn voorneemen was om U ten minſte in dit opzigt te ſpaaren: maar daar gy kunt goedvinden om U, door laage Geeſtlyken, als een Heilige; als een Man „die in zo naauw een Verbond met zynen God ſtaat” aan de eenvouwdige Ge­meente te laaten voorſtellen; als een Patriot, die met uwen Raadsman den Hertog zig nagt en dag tot heil van uwe Medeburgeren afſlooft en om alles nog weer te regt te brengen, nu kan ik niet zwygen. — Is niet uwe levenswys, tot verdriet van uwe verſtandige en deftige Prinſes, regt beeſtagtig? Ziet men U niet dagelyks dronken in het publiek verſchynen, zo dat Gy openlyk een voorwerp van ſpot en minagting word? Hoe zyn uwe Zomervermaaken op het Loo? — zot, kinderagtig, zomwylen erger! Hoe Gy den band des Huwelyks eerbiedigt is bekend: en dit, ô Nederlan­ders! is de Man, die in zo naauw een Verbond met zynen God ſtaat, en dit durft men van den Predikſtoel, in een onzer volkrykſte Steden, den Grooten en Alweetenden God voorhouden en als het ware herinneren! O Landgenooten! denkt tog, dat de Geeſtlyken bloote menſchen zyn van dezelfde aandoeningen; van hetzelfde vleeſch en bloed als het overige Menſchdom. Hun Ampt is aanzienlyk, en als hun gedrag aan deszelfs gewigt beantwoord, aller eere en agting waardig; maar, nog eens: menſchen zyn ze allen, en men vind onder hen zo wel Fortuinzoekers, als elders. De Prins kan aan hunne Perſoonen, aan hunne Kinderen, aan hunne Nabeſtaanden, ook gunſten bewyzen en kwyt worden.