Pagina:Aan het volk van Nederland.djvu/72

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

☾ 72 ☽

ô Prins, en uwe Voorzaaten, nooit ingeſlagen zyt!
 Ontſchuldigt U dus niet, uwe daaden zyn te be­kend, en de ſtrekking derzelven is te zigtbaar. Hy, die in eenig Land alles kan, alles vermag, alles doet, en doet doen naar zyn eigen wil, naar zyn eigen wel­behagen, naar zyn eigen goedvinden, is ook voor alles aanſprakelyk, moet alles verantwoorden, kan de ſchuld nooit op anderen ſchuiven. De Hertog heeft voldaan aan het oogmerk, waar toe hy door uw Vader ingeroe­pen en gehuurd was. Hy heeft ſteeds op de vermeer­dering van het Stadhouderlyk gezag (dat hy of de zynen toch nooit konden beërven) en dus voor U en uw Huis alleen gewerkt. Gy en uw Huis moeten zo bediend worden. Hy heeft dus ver de minſte ſchuld. Het geen hy de Natie misdaan heeft, heeft zy aan haar zelve te wyten. Nooit had zy zo onvoorzigtig, zo agteloos, zo ſlap moeten zyn van zo veel gezag zo lang in zulke handen te laaten. Doch Vorst Willem dit ontſchuldigt U niet, en gy zoudt den Hertog, uw trouwen Raadsman en geleider op den weg, die naar de ſouvereiniteit loopt, zeer trouwloos behandelen, indien gy Hem, in dezen zynen gevaarlyken toeſtand, niet met alle uwe magt en invloed, ja met het geheele leger van den Staat, dat is uw Leger onderſteunde. Want wie zou U of uw Huis ooit meer durven of kunnen dienen, indien gy niet in ſtaat bevonden wierd om uwe dienaren en werktuigen, tegens de aanvallen der Patriotten, te beveiligen, en hun ſtraffeloosheid te bezorgen. Wy zyn alleen daar door ongelukkig; onze Koophandel ſtaat alleen daar door ſtil; onze werklieden lyden alleen daar door honger en kommer dat wy geen Vloot hebben, en eene VLOOT had Gy moeten, en Gy, GY Willem de Vyfde! Gy alleen bytyds kunnen bezorgen


 Ziet daar, waarde Landgenooten, een getrouw ver­ſlag van den toeſtand onzes Vaderlands, van vroege tyden af tot op den dag van heden. Ik hebbe Ulieden de oorzaaken van Neêrlands kwaalen naakt open­gelegd: Ik hebbe niets voor Ulieden verborgen, van ’t geen gy belang had te weten. Ik bebbe, zo veel de enge paalen deezes Briefs my toelieten, getragt, tot zelfs den gemeenen Man te verlichten; maar even

daar