opstandige Spanjaarden, doldriest uit Zierikzee gekomen, om de genoemde stad Brussel te veroveren en te plunderen, nadat ze de stad Aalst met geweld hadden ingenomen, zonder dat het mogelijk was geweest hen tevreden te stellen of tot rede te brengen, op grond van het bevel dat hen was gegeven door de heren van de Raad van State, vervolgens door Zijne Majesteit toevertrouwd aan de algemene regering van de genoemde landen, vanwege de dood van wijlen Don Luis de Requesens, zaliger gedachtenis, voormalig gouverneur, als gevolg waarvan zij hun standpunten hadden moeten verduidelijken en al hun aanstichters en aanhangers samen tot rebellen van Zijne Majesteit, vijanden en verstoorders van de openbare vrede moeten verklaren, en dat zij als dusdanig behandeld konden worden:
Waarop de genoemde Staten-generaal absoluut besloten hadden hen ertoe te brengen te vertrekken en zich terug te trekken, en het land te zuiveren van hen om dit weer tot rust en vrijheid te brengen, en het juk te voorkomen van ellendige dienstbaarheid dat zij, zoals van dag tot dag bleek, probeerden op te leggen en anderen eraan te onderwerpen, nadat ze op het eerste gezicht hadden geadviseerd tot en in feite onderhandeld over een pacificatie, in de stad Gent, met de prins van Oranje en de provincies Holland, Zeeland en bondgenoten, alsdan in oorlog tegen de andere provincies, waarbij aan beide kanten uitdrukkelijk was bepaald, beloofd en verleend dat het aan de genoemde provincies van herwaarts over buiten de genoemde provincies Holland en Zeeland, niet geoorloofd en toegestaan zou zijn noch aan Holland en Zeeland noch enig ander, van welk land, hoedanigheid of toestand dan ook, om iets te ondernemen tegen de openbare rust en vrede, in het bijzonder tegen de rooms-katholieke godsdienst en de beoefening ervan, noch om deze reden iemand met daden of woorden te beledigen of te verstoren, noch hen door soortgelijke daden aanstoot te geven, op straffe van gestraft te worden als publieke onruststokers, om een voorbeeld te stellen aan anderen.
En sindsdien, omdat aldus de zeventien provincies verenigd waren, waren ze onderling een algemene unie aangegaan, waarbij ze elkaar beloofden en zwoeren om de genoemde unie en vereniging onschendbaar en voor altijd te behouden en te bewaren met als doel het behoud van ons heilige geloof en onze rooms-katholieke religie, verplichte gehoorzaamheid aan Zijne Majesteit en verwezenlijking van de genoemde pacificatie van Gent, evenals de verdrijving van de Spanjaarden en hun aanhangers, alles samen voor het behoud van alle privileges; en lichaam en eigendom en leven in de waagschaal te stellen, als er reden toe was, en