bovendien al diegenen van de genoemde unie hulp te bieden en bij te staan die zich in een positie zouden bevinden dat ze werden belaagd, aangevallen, gevangengezet, gegijzeld, gemolesteerd of lastig gevallen in persoon, lichaam, eigendom, eer, staat of anderszins, of zelfs te zorgen voor de bevrijding van gevangenen, op straffe van: verlies van adel, naam, wapens en eer, gehouden te worden voor meinedigen, misdadigers en vijanden van ons vaderland, voor God en alle mensen, en van voor altijd een merkteken op te lopen van schande en lafheid.
En hoewel men het eens was met de genoemde pacificatie en unie, dat iedereen zichzelf binnen zijn grenzen moest houden, zonder iets te ondernemen, in daden of in woorden, ten nadele van hen die zich wijden aan ons heilige geloof, de katholieke, apostolische, Romeinse religie en verplichte gehoorzaamheid aan Zijne Majesteit, was het toch gebeurd dat meerdere oproerkraaiers, ketters en verstoorders van de openbare vrede, tegen hun geloof, eer, verplichting en eed in - in een tijd waarin men zich had moeten inspannen en die men had moeten benutten om de last van de gemeenschappelijke vijand af te schudden - zichzelf zo hadden laten gaan en ongecontroleerd verspreid over de hoofdprovincie net zoals over bijna alle andere, dat ze het met zo'n woede gemunt hadden op ons genoemde heilige geloof en religie dat ze alle mensen van die Kerk en religie hadden verjaagd, een groot aantal van hen had afgeslacht, gewijde meisjes verkracht, kerken en altaren ontheiligd en vernietigd, aan alle kanten beelden hadden geplunderd en vernield, de heilige sacramenten met de voeten vertrapt - zelfs, zonder enige afschuw of angst voor goddelijke wraak, dat van het kostbare lichaam en bloed van Onze Lieve Heer - abdijen, kerken, kloosters en conventen tot op hun grondvesten vernield en gesloopt, en de bezittingen van deze goede huizen, bestemd voor en gewijd aan de heilige goddelijke dienst, zich wederrechtelijk hadden toegeëigend en geroofd; zij verklaarden openlijk met woorden en lieten door zulke en andere excessen en door te afschuwelijke en ondraaglijke wandaden blijken, dat zij vastberaden waren en zijn om niet alleen ons heilig geloof en onze religie voor altijd uit te roeien en te vernietigen, maar zelfs ook de hele adel en legitieme orde van de staat en de veiligheid; zij ontsloegen degenen die daar wettig waren gevestigd en aangesteld volgens de rechten, wetten en oude gebruiken, en in plaats daarvan benoemden zij mensen van hun eigen kwaliteit en aard, ketters en oproerkraaiers; ook gingen zij ertoe over de belangrijkste heren, bisschoppen, prelaten, edelen, mannen, dames en raadsleden aan te houden, en sommigen van hen te executeren, ophangen, wurgen en