Pagina:Adama van Scheltema, Uit stilte en strijd(1909).pdf/14

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

IV.

DE VOGELTJES.


Ik heb een vogeltje gezien: —

Het was geen watersnippie
Maar een verkouwen kippie,
Ze had kroost als gele godjes
Van eier-donzen dotjes, —
Toen kwam de baas, die zocht ze
En nam ze en verkocht ze;
Zij keek eens schuins naar boven
En wou 't eerst niet gelooven —
Toen lei er kale kontje
Een eitje met een strontje! —
Toen kwam de baas, die zocht et
En nam et en verkocht et;
Dat kon ze niet verkroppen
En pikte in kippekoppen —
Toen dee ze een kleinigheidje:
Het was weer 'n kippeneitje, —
Toen kwam de baas, die zocht et
En nam et en verkocht et;
En eindlijk werd ze vetgemest,
Geplukt, geroosterd — en de rest! —
  Ze had wel een aasje
  Van Jan-Piet-en-Klaasje!