Pagina:Adama van Scheltema, Uit stilte en strijd(1909).pdf/31

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

XI.

IN 'T ZOMERPENSION.


In het hokje op de zolder
Van 't pension vol kleine hokjes
  Lag ik op het krakend bedje,
   En in 't hokje naast mijn hokje
    Lagen jongetjes te praten —
    En ik luisterde nieuwsgierig, —
     Zoo precies kon ik ook praten — —
      Pijnlijk, dat dat niet meer kan!

Door het open zolderraampje
Van het klein gehoorig hokje
  Scheen de stille maan naar binnen
   Op mijn deftige demietje —
    „Zeg ! weet jij wat ja in 't Fransch is?”
    Ja is in het Fransch oui!
     Oui monsieur! — dat leerde ik ook zoo! — —
      Pijnlijk — nou ben 'k zelf „monsieur”!

Voor het raampje van mijn hokje
Zat een krekeltje te piepen,
  En de maan hing stil te schijnen
   Op mijn glanzende manchetten —
    „Zeg! 'k moet al weer gauw naar school toe!”
    „Ja jong! — och dat zal wel wennen.”
     Ah! dat dacht ik ook zoo vroeger! — —
      Pijnlijk — ik ben nooit gewend!