Pagina:Adama van Scheltema, Uit stilte en strijd(1909).pdf/32

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
En de maan scheen in mijn hokje,
Op de kleine beddetafel,
  En het snoezige portretje —
   En mijn briefje — aan 't portretje —
    „Zeg ! vin jij juf ook zoo'n schepsel?”
    „Alle juffen vin ik spoken !”
     Ja — dat vond ik ook precies zoo — —
      Pijnlijk — dat vind 'k nou niet meer!

En die krekel bleef maar piepen,
En de maan naar binnen kijken,
  Naar de stille witte waschkom
   En naar 't potje — met permissie —
    En de joggies ginnegapten —
    En ze smoesde' een stiekem grapje —
     O ! dat dee 'k eens net als zullie — —
      Pijnlijk is dat alles toch!