Pagina:Adama van Scheltema, Uit stilte en strijd(1909).pdf/66

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

XXXII.

DE STEM VAN DEN ARBEID.

(Uit het Engelsch: „The Voice of Toil" van William Morris.)


Ik hoorde in ons midden: laat hoop en bidden,
Altijd zal het hetzelfde zijn —
Het heden en het morgen brengt vrees en zorgen,
Daartusschen onze bittre pijn.

Toen de aard eens jonger in hoop en honger
Ons zwoegen zag, waren wij sterk,
Toen — grooten misleidden ons, hun woorden zeiden ons:
Al 't aardsche leed is Godes werk.

Leest in de historie hun dade' en glorie,
Hun namen tusschen 't naamloos heer,
Ziet van hun logen naar ons zieltogen
In 't paradijs van hunne leer;

Waar de immer sterker, de ijzren werker
Ons de' arbeid uit de handen grijpt,
Ons 't rad laat draaien en 't zaad laat zaaien,
Waarvan de oogst voor andren rijpt;

Waar onze hutten ons nauw beschutten
En doen vergete' hoe de aarde bloeit,
Waar wij kinderen derven, om ze niet te zien sterven,
Waar onze vreugd een zonde is en liefde ons boeit.