— 78 —
Egypte wordt gevonden, de Naja haje, is eensdeels befaamd wegens den dood van cleopatra, waarover later,—anderdeels om het zonderling industrieel gebruik, waartoe ook de nog meer bekende Naja tripudians, of "dansende" brilslang, wordt verkozen. Het zijn, namelijk, deze slangen, die zoowel door Egyptische als Oost-Indische goochelaars of slangenbezweerders tot het volvoeren van allerlei kunstjes voor het volk worden gebezigd. Men laat ze op den staart staan, slingerende bewegingen maken met het hoofd, dood liggen, enz., zonder dat de kunstenaar eenig gevaar loopt van beschadigd te worden door hare beten, die hij zelfs opzettelijk uitlokt. De goochelaar zou daartegen beveiligd zijn, door de slangen alvorens te hebben "bezworen." Men wil echter, dat het geheele geheim van dit "bezweren" eenvoudig wordt verklaard door het uitbreken der gifttanden. Davy intusschen beweert, dat dit niet altijd geschiedt, en ook schomburgk zegt, dat de negers op de Engelsche plantaadjes in West-Indiën nog steeds de kunst verstaan, om ook ratelslangen op eene overeenkomstige wijze te temmen en af te rigten, zonder haar de tanden uit te breken.
c.) In de laatste afdeeling, die der ware giftslangen, vindt men weder drie geslachten: Vipera, Trigonocephalus, Crotalus.
Van het geslacht Vipera heeft men vele tropische en slechts weinig Europeesche soorten te onderscheiden.
Onder de tropische adders heeft men onder anderen de bergadder, Vip. atropos, de hoornadder, Vip. cornuta, beide in Afrika, en, vooral aan de Kaap de Goede Hoop, de gevaarlijke pofadder, Vip. arietans. De laatste is zeer dik van lijf en kan tot 3 voeten lang worden. Zij valt aan met eenen geweldigen voorwaartschen stoot met den kop, waarvan de naam is afgeleid: "zij poft er op." De Vip. cornuta is in zooverre zeer merkwaardig, dat zij een paar hoorntjes op den kop draagt, waardoor zij in voorkomen wel eenige overeenkomst heeft met de afbeeldingen, die van den aartsvijand van het menschelijk geslacht worden gemaakt. Ook zijn deze hoorntjes opmerkelijk door het gebruik, dat deze adders daarvan zouden maken. Men zegt, dat zij zich geheel verbergen onder het zand, zoodanig dat alleen de hoorntjes daaruit steken, die bij de bewegingen van