Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/30

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 6 —

groepen van planten die in eenige voorname kenmerken onderling overeenkomen,—welker leden over de geheele aarde verspreid zijn, zoo dat elk land een zeker getal van vertegenwoordigers eener zoodanige familie kan aanwijzen. Daartoe behoort b.v. de familie der grasachtige planten. In onze streken denken wij bij het hooren van dien naam dadelijk aan kleine nietige gewassen; in de keerkringsgewesten leeren wij diezelfde familie van eene andere zijde kennen. Daar ontmoeten wij het suikerriet, welks sierlijke halmen eene meer dan dubbele manshoogte en eene dikte van 3 tot 5 duimen bereiken. Daar verheffen zich de slanke doch stevige stengels der bamboezen tot eene hoogte van 40—50 voeten, met eene dikte van eenen mans-arm, en dienen den inwoners tot het bouwen hunner woningen, ja zelfs tot het maken van versterkingen tegen den vijand. De halmen ònzer grassoorten kunnen alleen in eenen muizen- en kikvorschenstrijd dienen.


boomvaren.
Even als van de grasachtige planten geldt het gezegde ook van andere plantenfamiliën, zoo b.v. van de wel sierlijk gevormde, doch zich naauwelijks boven de oppervlakte van den grond verheffende varenkruiden onzer streken, in welker plaats wij in de warme luchtstreek de prachtige boomvarens aantreffen, die inzonderheid op sommige eilanden een aanzienlijk gedeelte van den plantengroei uitmaken.

Zoo zouden nog vele voorbeelden kunnen worden opgenoemd; doch de aangehaalde mogen voldoende zijn om te doen zien, hoe in den regel de planten, behoorende tot eene en dezelfde familie, des temeer ontwikkeld zijn, hoe nader haar vader-