— 281 —
pasnaald zou leeren kennen, welk luchtverschijnsel (het noorderlicht) op honderden uren afstands door de bewoners wordt waargenomen? Wie, dat diezelfde naald den zeeman zou kunnen mededeelen, waar hij zich op den wijden oceaan bevindt? Wie, dat men den barometer of het zoogenaamde weêrglas, zoo volmaakt mogelijk ingerigt, als maat zou kunnen gebruiken, om de hoogte te bepalen, waarop men zich op een berg of in een luchtbol bevindt, of als tijdwijzer om het uur van den dag te kennen, zooals dat v. humboldt deed? Wie, dat de thermometer zou aangewend worden, om de diepte te meten, waarop men in de aardkorst is doorgedrongen? Wie, dat diezelfde thermometer zou aankondigen, waar de zeeman ondiepten of zandbanken heeft te vermijden? Maar waar zouden wij met het doen van dergelijke vragen ophouden? Alleen bij de laatste daadzaak zeiden wij nog eenige oogenblikken stil te zullen staan.
V. humboldt vooronderstelt dat, daar de onderzeesche beweging zich voortplant tot aan de dieper liggende koude waterdeelen, deze laatste langs de randen der banken of ondiepten naar boven worden gestuwd, en daardoor derhalve het bovenliggende water kouder wordt gemaakt. Humphry davy meent, dat de bovenliggende warme waterdeelen, zooals gezegd is, des nachts ten gevolge der afkoeling zinkende, door de banken worden belet tot eene groote diepte af te dalen, waardoor de koude nabij de wateroppervlakte dus spoediger kenbaar wordt. Beide wijzen van verklaren bevatten onzes inziens niets tegenstrijdigs; misschien heeft elk der genoemde oorzaken deel aan het verschijnsel. Maar zeer opmerkelijk is het, dat dit koude zeewater, hetwelk boven de ondiepten ligt, de lucht, die er op rust, en die boven de zee altijd zeer sterk met waterdampen is opgevuld, dermate afkoelt, dat de dampen in de lucht worden verdikt, zoodat er nevels boven dergelijke ondiepe plaatsen ontstaan. Beroemde zeereizigers verzekeren zelfs, dat de omtrekken der banken door de nevels dikwijls scherp zijn afgeteekend, en dat dus die gevaarlijke plaatsen in de verte zijn te onderkennen. De onzigtbare, onderzeesche verhevenheden worden dus hier door den dampkring boven de wateroppervlakte aangekondigd, en zijn derhalve