Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/319

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 295 —

zoek van Britsch Guyana, deze wonderbare waterlelie aan op de rivier van Berbice. Ten toppunt van geestdrift, op het aanschouwen dier onbeschrijfelijk prachtige vormen, haastte hij zich, om aan de gezegde Maatschappij eene afbeelding toe te zenden van de plant, aan welke hij, ter eere van Engelands Souvereine, den naam gaf van Victoria-Waterlelie (Nymphaea Victoria). Die afbeelding, op de plaats zelve gemaakt, mogt minder aanspraak maken op naauwkeurigheid, dan getuigen van de geestdrift des kunstenaars, wiens penseel haar gemaald had. Die afbeelding intusschen deed alle Engelsche geleerden verstomd staan, en die verbazing werd nog grooter en algemeener, toen de brief bekend werd, waarin de beroemde reiziger het verhaal van zijne ontdekking had medegedeeld. Dit verhaal luidt ongeveer aldus:

"Het was op den 1 Januarij 1837, terwijl wij met verschillende moeijelijkheden en hinderpalen hadden te worstelen, die de natuur ons scheen in den weg te stellen, om onze vaart op de Berbice (4° 30 N. Br., 52° O. lengte van Greenw.) te stuiten, dat wij eene plaats bereikten, waar de rivier eene zeer uitgestrekte kom of meer vormt, waarin het water weinig wordt bewogen. Een voorwerp aan de zuidelijke punt van dit soort van meer, van hetwelk ik mij geen begrip kon maken, wat het eigenlijk zijn zou, trok bijzonder mijne aandacht tot zich. Ik moedigde mijne roeijers aan door het vooruitzigt eener goede belooning, en weldra bevonden wij ons in de onmiddelijke nabijheid van het voorwerp, dat mijne nieuwsgierigheid had opgewekt. Ik zag indedaad een wonder! Eensklaps vergat ik al de tegenspoeden en moeijelijkheden, die ik had moeten ondervinden. Ik zag daar reusachtige, drijvende, uitgespreide bladen van 5 tot 6 voeten in middellijn, met dikke breede randen, van eene schitterende groene kleur van boven en karmozijnrood aan de onderzijde; daar tusschen allerprachtigste bloemen, met talrijke bloemblaadjes, die van wit en rozenrood alle schakeringen tot aan de roode kleur aanboden. De kalme waterspiegel was geheel en al met die schoone bloemen overdekt, en vestigde ik mijn oog van de eene op de andere dezer schoone vormen, telkens vond ik nieuwe stof tot bewondering. Als deze