Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/325

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 301 —

neemt in de buitenste bladen toe, wanneer de inwendige bladen zich ontsluiten; ten laatste wordt ook het middengedeelte der bloem geopend, en alsdan vertoonen zich bijna vuurroode tongvormige blaadjes, die het beginsel van de vrucht omgeven. De meelknopjes[1] springen open, om het vruchtmakend stof te ontlasten; van daar eene zekere onregelmatige beweging in het inwendige, men zou bijna zeggen, agitatie, terwijl die deelen zich oprigten, elkander drukken en als verdringen. Te middernacht is alle beweging opgehouden, en alles in volmaakte rust. De inwendige blaadjes van de kroon neigen naar elkander toe; zoo ook des morgens de bloembladen zelve; de bloem gaat dan onder de oppervlakte des waters, als het ware, om de aanstaande vrucht te ontwikkelen en te verbergen (planchon). In de Victoria-kas van den Heer van houtte zagen wij de Koningin der waterplanten vergezeld van een groot aantal andere soorten van Waterleliën, met roode, witte en blaauwe bloemen, maar allen veel kleinere vormen, als begroette men hier eene Koningin, door hare Vasallen omgeven. Men bewondert hier niet alleen het schoone geheel, maar ook den goeden smaak van de inrigting en de voorbeeldelooze inspanning, die noodig geweest is om al die gewassen daar zamen te brengen. Niet alleen toch zagen wij hier de meeste der bekende Waterleliën van China, de Vereenigde Staten, den Ganges, den Nijl, en van Afrika's Westkust bijeen, en bijna allen bloeijende, maar al wat er schoons en prachtigs plagt voor te komen onder de waterplanten der warmekassen, in de Europesche verzamelingen, kan men hier in éénen oogopslag overzien. Nog geen drie jaren een voorwerp van kultuur geworden, is er geene plant, die zoo zeer de algemeene aandacht heeft tot zich getrokken als de Victoria Regia. Het is niet overdreven als men zegt: dat de Engelsche dagbladen de berigten over den groei en bloei dezer plant even gretig opnamen, als zij gewoon zijn alle bijzonderheden de geëerbiedigde Vorstin zelve betreffende, te doen. Onder hare lofredenaars waren drie groote Kruidkundigen, Sir william jackson


  1. Men verstaat hierdoor eigenaardige deelen in de bloei, die zich tusschen de bloemblaadjes en het aanstaande vruchtje bevinden; als die deelen rijp worden, dan springen zij open en er stort zich een zeer fijn poeder uit, 't geen tot de vruchtwording noodig is.