— 332 —
scheidt de gesteldheid der inwendige organen, erkent hunne ziekten, en erlangt zelfs op eene wijze, die hij zich zei ven niet regt verklaren kan, kennis van de middelen, waardoor die ziekten genezen kunnen worden. Op den hoogsten trap van het helderzien bepaalt zich de aanschouwing van den somnambule niet meer tot voorwerpen, die in de nabijheid, of tot personen, die met hem in rapport gesteld zijn, maar strekt zich ook uit tot hetgeen afwezig is, zoodat zij door geene wanden en muren, door geen afstand meer beperkt wordt, en de somnambule in staat zoude zijn kennis te dragen van gebeurtenissen, die op ver afgelegene plaatsen voorvallen. Eindelijk zoude niet alleen de ruimte, maar ook de tijd niet meer bij magte wezen zijn waarnemingsvermogen te beperken; hij doorziet niet alleen het tegenwoordige, maar kent het verledene, en voorspelt het toekomende, niet enkel met betrekking tot ziekten, maar ook ten aanzien van allerlei andere zaken. Ja er worden voorbeelden aangevoerd van helderzienden, wier geest zich, naar 't scheen, zoo aan de kluisters des ligchaams ontwrongen had, dat zij met wezens eener hoogere orde, met inwoners der geestenwereld in gemeenschap traden, derzelver nabijheid ontwaarden, en van hen openbaringen ontvingen omtrent onderwerpen, die voor gewone menschen ondoordringbare verborgenheden zijn.—De verbinding van den patiënt met dengenen, die hem bewerkt, is thans zoo naauw, dat hij in zijne ziel leest, zijne gedachten raadt, zijne aandoeningen medegevoelt, en daarbij volkomen aan deszelfs wil, zelfs op verwijderden afstand, onderworpen is. De hoogste trap van het helderzien kenmerkt zich tevens door eene geheele verheffing boven het aardsche, een hooger, meer vergeestelijkt zieleleven, eene verachting van alles wat laag en gemeen is, en een uiterst teeder gevoel voor zedelijke reinheid.
Het aangevoerde,— waar ik van de verschijnselen die men bepaaldelijk bij zieken zegt op te merken, geene melding gemaakt heb, omdat dit voor ons doel minder noodig is—moge tot een algemeen overzigt voldoende zijn. Het leveren van eene volledige en welgeördende uiteenzetting van alles, wat men gedurende den mesmerischen toestand beweert te kunnen gebeuren, wordt,—dit