— 343 —
vermogen eenige eigenlijk gezegde bezigheid verschaft, een der zekerste middelen is om in slaap te geraken. Wie heeft b.v. niet den raad hooren geven, om, wanneer men niet slapen kan, het alphabet eenige malen bij zich zelven op te zeggen? Aan den anderen kant sluit het hypnotisme zich ook aan dien, niet dikwijls voorkomenden, maar toch van tijd tot tijd waargenomenen ziekelijken toestand aan, welken men "zinvang" (catalepsis) heet. Deze bestaat in een plotseling ontstaand verlies van bewustzijn, of ook (wat misschien wel altijd het geval is, schoon de lijder 't zich later niet herinnert) in een volslagen verzinken van den geest in eene bepaalde reeks van voorstellingen, gepaard met volkomene ongevoeligheid voor alle uitwendige indrukken, waarbij alle deelen des ligchaams die houding blijven bewaren, welke zij bezaten op het oogenblik, toen de cataleptische aanval begon,—terwijl evenwel diezelfde deelen niet verstijfd zijn, maar buigzaam blijven, in allerlei rigtingen kunnen gebogen worden, en elke houding blijven bewaren, die men er aan geeft. Is de aanval voorbij, dan keert alles tot den regelmatigen toestand terug, meestal weder plotseling, zoodat de lijder, die zich veeltijds volstrekt niets herinnert, de handeling, waar hij mede bezig was toen zij opeens afgebroken werd, voortzet alsof er niets gebeurd ware.—Bij den mesmerischen toestand zien wij dan ook eene toenadering tot zinvang in dien bijna cataleptischen toestand der spieren, die, zooals ik zeide, bij sommige patiënten wordt waargenomen.
"Maar," zal misschien iemand zeggen, "bestaat er dan overeenkomst tusschen den aard en de werkingwijze der electro-biologische behandeling, en die der magnetische bestrijkingen enz.?—Ik antwoord hierop, dat voor lang, eer men nog van electro-biologie sprak, reeds sommigen beweerd hebben, dat het herhaalde, eentoonige, en vervelende van het strijken, waarin de mesmerische (magnetische) manipulatiën bestaan, en de op deze natuurlijkerwijze uitsluitend gevestigde aandacht van den patiënt, eene voldoende verklaring opleveren van het ontstaan der verschijnselen, die aan de beide eerste magnetische graden eigen zijn. En zij hadden hierin volkomen gelijk. Wat men toen op goeden grond vermoedde, mogen