Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/402

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 378 —

vischkweekerijen kunnen noemen. Gehin en remi hebben het voorbeeld gegeven en reeds verschillende rivieren en stroomen met millioenen van jeugdige forellen en zalmen bevolkt. In den laatsten tijd is vooral de kweekerij van de heeren berthot en detzem bij Mülhausen geroemd geworden, en onder de fransche geleerden is het inzonderheid de heer coste, die door zijne proefnemingen het doel en de verbetering van deze voor de volkswelvaart zoo belangrijke inrigtingen bevorderd heeft. Ook in Engeland heeft zekere heer boccius sedert eenigen tijd zich met goed gevolg beijverd, om de meeren en stroomen door kunstmatige bevruchting van vischeijeren, vooral forelleneijeren, te verrijken.

Wat de wijze aanbelangt waarop zulk eene vischkweekerij kan worden aangelegd, zoo is deze hoogst eenvoudig. Twee of drie gegraven kommen of vijvers, die van een stroomend water en onderling gescheiden zijn door teenen horden, met deurtjes, welke naar willekeur kunnen geopend worden,—ziedaar in korte woorden alles wat er vereischt wordt, om eene vischkweekerij tot stand te brengen. In den eersten vijver worden de vooraf bevruchte eijeren gebragt. Zijn de jonge vischjes geboren, dan worden zij toegelaten tot den tweeden vijver, waarin zich waterplanten bevinden en een gepast voedsel, b.v. kikvorscheneijeren, waaraan trouwens bij ons te lande, in de maanden Maart en April, gedurende welke ook vele visschen geboren worden, niet ligt gebrek zal zijn. Hebben de vischjes daarin eenige dagen vertoefd, dan kunnen zij in den derden vijver worden toegelaten, en eindelijk, wanneer zij groot en vlug genoeg zijn geworden, om met waarschijnlijkheid aan hunne meeste vijanden te kunnen ontsnappen, dan opent men voor hen de laatste deur, die hen tot daartoe van de overige visschenwereld heeft afgescheiden gehouden, of men vangt ze op en verzendt ze in vaten met water naar die plaatsen, waar gebrek aan deze vischsoort is.

Deze beknopte beschrijving van de inrigting eener vischkweekerij moge voldoende zijn, om den lezer daarvan een algemeen denkbeeld te geven. Overigens spreekt het van zelf, dat zulk eene inrigting niet alleen voor verschillende wijzigingen vatbaar is, maar