Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/453

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 37 —

Met zulk een geval voor oogen, verraadt het voorzeker geene overdreven twijfelzucht, wanneer men weigert geloof te slaan aan het door gilbert uit de nieuwsbladen overgenomen verhaal, dat er, op den 8sten Mei 1802, in Hongarije bij het dorp Putzemischel gedurende eene hagelbui een bijna vierkant blok ijs was uit de lucht gevallen van 3 voet lang, 3 voet breed en 2 voet hoog, dat acht mannen niet konden opligten, 550 Ned. ponden zwaar werd geschat, en na drie dagen nog niet geheel gesmolten was!

Doch ook wanneer men zulke gevallen buitensluit, waar opzettelijk bedrog of althans overdrijving niet te miskennen zijn, dan wordt men toch gedrongen om aan te nemen, dat de hagelsteenen soms eene zeer aanzienlijke grootte bereiken. Bepalen wij ons slechts tot de berigten, die door natuurkundigen als ooggetuigen zelve zijn medegedeeld. Musschenbroek nam in 1736 te Utrecht eene hagelbui waar, waarbij de meeste steenen zoo groot als duiveneijeren, doch sommigen, die door de vereeniging van verscheidene kleinere waren ontstaan, zoo groot als kippeneijeren waren. Crooks-hank woonde in Noord-Amerika eene hagelbui bij, waarbij steenen vielen van 13 tot 15 E. duimen, dat is 32 tot 37 Ned. duim, in omvang, en derhalve van meer dan 1 palm in doorsnede. Zulke steenen moeten meer dan een half Ned. pond gewogen hebben. Ook muncke berigt omtrent hagelsteenen, gevallen gedurende een bui, welke in 1801 te Hanover, maar vooral te Herrenhausen gewoed heeft, dat de door sommige in den bodem gemaakte indruk zoo groot was als die van een gewoon theeschoteltje, zoodat ook deze waarschijnlijk meer dan een half Ned. pond gewogen hebben.

Wij zouden hier nog verscheidene andere meer of min wel bewezen voorbeelden van zeer zware hagelsteenen, in ons werelddeel of elders in de gematigde luchtstreek gevallen, kunnen bijvoegen, doch wenden wij ons liever naar de keerkringsgewesten. Reeds is opgemerkt, dat aldaar ook hagel voorkomt,—en dat de hagelbuijen daar in hevigheid zelfs geenszins voor die onzer gewesten behoeven onder te doen, moge blijken uit de hierbij gevoegde (volgende bladz.) aan martinet's Katechismus der natuur ontleende afbeelding van eenen hagelsteen den 30 April 1770 te Hougly in Bengalen gevallen.