Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/456

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 40 —

gezien, vertoonen als de onderstaande figuren: Soms hebben zij ook eene peervormige gedaante (leopold von buch), drie soorten hagelstenen of die van zeshoekige (adanson) of driehoekige piramieden met eene bolle grondvlakte (delcros), in welk geval de spits tijdens het vallen bovenwaarts gerigt is, iets dat reeds uit de plaats van hun zwaartepunt in de nabijheid der breedere grondvlakte volgt.

Grootere hagelsteenen zijn vaak zamengesteld uit verscheidene onderling zamengebakken kleinere, en wij zullen zoo dadelijk zien, dat zij somwijlen zelfs uit steenen van verschillenden vorm kunnen bestaan, die zich tot één geheel vereenigd hebben.

Zeer leerzaam was voor mij de hagelbui, die den 9den September 1846 's namiddags ten 3 ure, Utrecht trof, en ik voeg er zelfs gaarne bij, dat deze het was, welke mij aanleiding gaf mijne aandacht ook later meer bepaald op dat merkwaardig natuurverschijnsel te vestigen. De lezer zal mij dus vergunnen, dat ik hier eene eenigzins uitvoerige beschrijving geef van het maaksel der toen gevallen hagelsteenen; te meer, dewijl de later te geven verklaring van de wijze, waarop de hagel in den dampkring gevormd wordt, daarop hoofdzakelijk gegrond is.

De gedaante der steenen (Pl. I, Fig. 1) was in dit geval meerendeels lensvormig rond, niet zelden met ongelijke kromming der beide oppervlakten; eenige waren ellipsoidisch of langwerpig rond, bijna als suikerboonen, terwijl slechts zeer weinige eenen onregelmatigen vorm bezaten en dan blijkbaar ontstaan waren door de vereeniging van twee of meer steenen. Zij hadden algemeen gladde oppervlakten, dadelijk na uit de lucht gevallen te zijn.