Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/491

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 73 —

met kalksteen, bloot aan de werking van zoutzuur, dan wijkt de versteeningsmassa en die der plant blijft over. Versteeningen en incrustatiën of omkorstingen verschillen zeer van elkander. Bij de laatsten blijft slechts de uitwendige vorm behouden, de massa wordt door de incrusterende stof niet doordrongen, zij wordt niet bewaard. Zulke omkorstingen komen doorgaans bij de voorwereldlijke planten zeldzamer voor, dan de versteeningen door de dusgenaamde impregnatie of infiltratie, dat is, doordringing met kiezelzuur. Dit zal voornamelijk hieraan moeten worden toegeschreven, dat de omstandigheden, die de laatste moesten in aanzijn roepen, veel algemeener waren, dan die welke voor de eersten noodig waren. Eene sterkere verzadiging der vloeistof, welke de daarin bevatte minerale stoffen bij hare bekoeling en in aanraking met de lucht afzet, moet veel zeldzamer zijn, dan eene minder sterk verzadigde vloeistof, die hare vreemde bestanddeelen langzaam en allengskens afgeeft. In betrekking hiermede is te verstaan, welke rol het zoo algemeen verbreide koolzuur moet hebben. Water, dat met koolzuur meer of min is verzadigd, lost kalkaarde en kiezelaarde in eene veel meerdere hoeveelheid op, dan zuiver water doet. Een geringe graad van concentratie (of sterkte) der opgeloste aardstoffen, is tot de vorming van impregnatiën noodig geweest; een sterkere zou slechts incrustatie hebben gegeven en de planten zelve niet voor ons hebben bewaard.

Het mikroskopisch onderzoek van steenkolen heeft, hoezeer niet leidende tot uitkomsten die in alle opzigten voldoende waren, ontegenzeggelijk bewezen, dat zij van eenen plantaardigen oorsprong zijn. Men slaagde er door het slijpen van Engelsche steenkolen in, om zulke dunne schijfjes te maken, dat men door het mikroskoop duidelijk de zamenstelling van het hout van dennen of kegeldragenden kon erkennen. Van dien tijd af scheen men met grond te mogen verwachten, dat men aldus alle mogelijke soorten van steenkolen in hare zamenstellende deelen zou kunnen onderzoeken. Men ontdekte spiraal-vezels en zoogenaamde trapvormig gestreepte cellenwanden in de anthraciet[1] van Pensylvanië, en in de jongere kool-


  1. Anthraciet, is steenkool, waarin geen bitumen of hars aanwezig is.