Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/514

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 96 —

zaken, die het onderzoek heeft doen kennen, onderling aaneengeknoopt, heeft men zich een beeld van de natuur in hare verschillende perioden gevormd,[1] dat in vele opzigten waar kan zijn, al heeft ook de poëzij daarbij aangevuld, wat aan vaste bouwstof ontbrak.

De laatste scheppings-periode, en de laatste plantengroei, die op aarde ontstond, is die, welke wij thans beleven. Onze aarde, allengs nabij hare oppervlakte meer en meer afgekoeld, biedt niet meer overal gelijken warmtegraad en gelijke klimaten aan. De hitte, die al wat ademt, in de eerste periode, welke levende planten bezat, zou hebben verstikt,—de lucht die niet adembaar was,—de ontzettende stortregens, die eindeloos uit den dampkring werden neêrgeslagen, omdat waterdampen zonder einde van de heete oppervlakte opstegen,—die hevige onweêrsbuijen en andere meteoren zijn geweken,—de dikke en benevelde lucht, waar ter naauwernood een zonnestraal kon doordringen, is als weggevaagd,—zeeën en landen zijn gescheiden,—valleijen en bergen schijnen voor altijd begrensd,—geene groote en verwoestende omkeeringen bedreigen den geheelen tegenwoordigen toestand der aarde, en men zou zeggen, dat de groote natuurkrachten, wier strijdige werkingen voormaals groote beroerten te weeg bragten, tot rust zijn gekomen. De zon verlichtte en verkwikte aan een meer onbewolkten hemel, als op een schoonen lentedag, het tot rust en kalmte gekomen aardrijk, en de mensch, als Heer der Schepping, werd geboren en aan het hoofd gesteld van al wat leeft.

 

 

  1. Die Urwelt in ihre verschiedene Bildungs-perioden, von unger. Wien. 1851. Wij hebben voor het overige veel gebruik gemaakt van die Geschichte der Pflanzenwelt van denzelfden auteur en van de werken van ad. brongniart en anderen, vooral van die van ad. brongniart: Considérations sur la nature des végétaux, qui ont couvert la terre dans les diverses époques de sa formation, Paris 1828.—Exposition chronologique des périodes de la végétation et des Flores diverses qui se sont succédés à la surface de la terre. Ann. d. sc. nat. III. tome XI. 1849. p. 285.