Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/513

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 95 —

overeenkomstig met die, welke thans in de streken tusschen de keerkringen voorkomen. Voor het overige mag men uit de aanwezigheid van enkele vormen van palmboomen, in het noorden van Frankrijk en België, die zeer verschillen van die, welke men thans aantreft aan de oevers van de Middellandsche zee, besluiten, dat de temperatuur ook in Midden-Europa, toenmaals, hooger is geweest dan thans. Wij hebben hierboven reeds aangemerkt, dat de overblijfselen van grootere zoogdieren, wier overeenkomstige vormen nu tot de tusschenkeerkringslanden behooren, verre buiten deze aangetroffen, zoodanig gevoelen versterken.

De aarde, voor zoo ver zij niet door de zee bedekt was,—in de eerste periode namelijk der vegetatie, wier overblijfselen de steenkolen uitmaken,—bestond vooral uit eilanden. Zij moet in het verloop der tijden zijn veranderd en allengskens voor een groot deel den vorm en den toestand hebben aangenomen, dien zij nog heden bezit. Uitgestrekte vaste landen, hooge bergen, de met meer op alle punten gelijke graad van warmte, deden allengs verschillende klimaten ontstaan, en gaven aanleiding tot, of bevorderden het ontstaan van verscheidenheid van levende wezens, maar vooral van onderscheidene plantenvormen, als van hooge boomen die bosschen vormden, in wier schaduw kleinere planten groeiden, terwijl de vlakten, de valleijen, de oevers met een heir van planten waren begroeid, wier verschillende eigenschappen aan de behoeften der onderscheidene diersoorten voldoen konden. Deze dieren gaven aan die bosschen der tertiaire formatie leven en afwisseling, die met weinig moesten afsteken bij de eentoonigheid en de eeuwige stilte dier ontzaggelijke aloude wouden van den oorspronkelijken plantengroei, waarin alles ontbrak wat den tegenwoordigen veraangenaamt, waarin geen dierlijk wezen zich bewoog, geen vogel zich liet hooren en waarvan zelfs de kleuren weinig moeten hebben afgewisseld. Indien wij in onze verbeelding ons verplaatsen in dien stillen en zoo indrukwekkenden toestand der toenmalige natuur, die zulk eenen gewichtigen invloed heeft uitgeoefend op volgende perioden van onzen aardbol, dan loopen wij indedaad gevaar, van ons in eindelooze gissingen en phantastische voorstellingen te verliezen. Uit de daad-