Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/525

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 107 —

meer zinkt de grootte dezer planeten in het niet, als wij ze vergelijken met Jupiter, wiens middellijn meer dan 11 maal die der aarde overtreft, wiens inhoud haar meer dan 1400 malen te boven gaat.


Letten wij ten tweede op den afstand, waarop deze kleine planeten van de zon geplaatst zijn.

Wij hebben straks reeds gezegd, dat alle deze planetoïden zich op een veld des hemels bewegen, hetwelk gelegen is tusschen de banen van Mars en Jupiter. Wij moeten echter niet denken, dat alle deze planeten even ver van de zon geplaatst zijn en zich in het zelfde vlak bewegen, zoodat ze als op eene rij achter elkander haren weg om de zon betreden. De afstand tusschen de banen van Mars en Jupiter bedraagt meer dan 7712 millioen G.M. Er is dus overvloedige ruimte om verschillende banen toe te laten. Sommigen, zoo als Iris en Metis, Parthenope en Massilia, Irene en Egeria, zijn bijna op gelijke afstanden van de zon geplaatst. De banen van anderen loopen ver genoeg uit elkander. De tot deze groep behoorende planeet, die het naast bij de zon geplaatst is, is Flora, op ruim 4512 millioen G.M. van haar verwijderd. Het verst van de zon staat Hygiéa op ruim 65 millioen G.M. afstand. De gordel des hemels, binnen welken de tot hiertoe bekende planetoïden zich bewegen, heeft derhalve eene breedte van ruim 2012 millioen G.M. en is derhalve ongeveer even groot als de afstand der aarde van de zon.

Wij moeten hierbij nog opmerken, dat deze gordel, tusschen Mars en Jupiter gelegen, veel nader aan Mars geplaatst is dan aan Jupiter. Want terwijl de afstand tusschen Mars en de naastgelegene planeet Flora ruim 14 millioen G. M. bedraagt, is de verst afgelegene Hygiéa bijna 4212 millioen G. M. van de baan van Jupiter verwijderd.

Met den afstand der planeten van de zon staat ook de omloopstijd in het naauwste verband. Terwijl Flora in 3 jaar en 98 dagen haren weg om de zon aflegt, heeft Hygiéa daartoe 5 jaren en 217 dagen noodig.

Als wij de groote ruimte, over welke deze planetoïden verbreid zijn, in aanmerking nemen, dan mogen wij op goede gronden verwachten, dat er op dat veld des hemels zeker nog zeer vele der-