Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/534

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 116 —

meel, vooral de geschiktheid kennen, die deze kleefstof tot het vervaardigen van een goed brooddeeg bezit. Meelmeter Het bestaat hoofdzakelijk uit eenen koperen koker A, die van onderen gesloten is, door een bakje B, dat er luchtdigt aan vastgeschroefd kan worden; van boven wordt er eveneens een deksel C opgeschroefd, dat in het midden een gat heeft; door dit gat gaat eene stang D, die in graden verdeeld is, en die van onderen in een eenigzins naar boven toe bolvormig gebogen plaatje eindigt. Is de stang geheel in den cylinder geschoven, dan komt de afstand tusschen den bodem van het werktuig en het bolvormige plaatje juist met 25 graden van de verdeelde stang overeen. Daar de beproeving van het meel bij eenen warmtegraad van 150° C. moet geschieden, zoo heeft boland er een bakje E bijgevoegd, dat met olie gevuld, door een alcohollampje F verhit wordt, en waarin een thermometer gesteld is om de warmte te meten. De bakker kan het werktuig in den oven stellen, zoo hij deze juist tot 150° C. verhit heeft, iets dat hij gemakkelijk door middel van den thermometer zien kan. Wil men nu het meel onderzoeken, dan neme men daarvan 3 Ned. looden, en vermenge die zorgvuldig met 15 wigtjes water; hierdoor verkrijgt men een deeg, dat men in de holte der hand neemt en nu bestendig in een met water gevulde bak kneedt, tot dit water niet meer wit wordt, hetgeen men ten laatste nog eens in versch water beproeft, opdat men zich wel overtuige dat al de stijfsel uitgewasschen is. Om nu te weten hoeveel kleefstof