Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/584

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 166 —

of vertakte strepen, die helderder zijn dan de overige oppervlakte der zon, en daarom gewoonlijk fakkels genoemd worden. Kleinere lichtende lijnen worden ook wel likteekens genoemd.

De grootte der zonnevlekken is zeer verschillend. Men heeft, hoewel zelden, er waargenomen wier doormeter 15000 geog. mijlen bedroeg. Mayer verklaart zelfs er eene gezien te hebben, wier doormeter 120 van de middellijn der zon bedroeg en dus ruim vijf maal grooter zoude zijn dan de middellijn der aarde. De kleinste vlekken, die men bij aanmerkelijke vergrooting nog op de oppervlakte der zon kan zien, moeten eenen doormeter hebben van 160 geog. mijlen, en dus eene oppervlakte van ongeveer 20,000 vierkante mijlen beslaan, d.i., ongeveer 18 van de oppervlakte van Europa. De duur der vlekken is ook zeer verschillend, doch gewoonlijk niet lang. Het lijdt geen twijfel, of hare verplaatsing is alleen het gevolg van de omwenteling der zon om hare as; meestal nu ziet men eene vlek, wanneer zij aan de van ons afgewende zijde der zon verdwenen is, òf zich in het geheel niet weêr vertoonen, òf ééne of twee omwentelingen mede maken, hetgeen dus eenen duur van niet meer dan 60 dagen geeft. Het gemakkelijkst kan men ze, wanneer zij terug keeren, herkennen aan den vorm, indien zij ten minste in dien tusschentijd geene al te aanzienlijke veranderingen ondergaan hebben; ook de plaats, waar men ze na eene omwenteling der zon weder zien moet, kan tot aanwijzing dienen. Enkele malen zijn zij langer gezien, dan zoo even werd opgegeven. In 1779 duurde eene groote vlek zes maanden; schwabe zag in 1840 eene zelfde groep van zonnevlekken achtmaal terugkeeren. Men heeft wel eens beweerd, dat de vlekken bij voorkeur weder op dezelfde plaats ontstaan; maar zoolang de omwentelingstijd der zon om hare as niet met groote naauwkeurigheid bepaald is, zal hieromtrent niets met zekerheid kunnen beslist worden. Het veranderlijke der vlekken maakt echter zoodanige bepaling moeijelijk en onzeker. John herschell geeft voor denzelven op 25 dagen 7 uren 48 minuten, petersen slechts 25 dagen 4 uren 30 minuten. De laatste onderzoekingen van laugier, gaven 25 dagen 8 uren 9 minuten. Men heeft, door de plaatsen, die eene zonnevlek achter-