Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/621

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 201 —

aardkorst eenen weg naar buiten hebben gebaand. Doch voor het hier beoogde doel moge deze algemeene voorstelling, hoe gebrekkig en onvolledig ook, voldoende zijn.


De rijzing en daling van de verschillende gedeelten onzer aardkorst moesten echter nog een ander gevolg hebben. Wanneer wij bedenken, dat bergen, die thans vele duizende voeten hoog zijn, blijkens de daarop gevonden overblijfselen van zeedieren, vroeger onder de zee bedolven waren, en dat eene en dezelfde landstreek herhaalde malen boven het oppervlak der zee gerezen is en even vaak weder daaronder gedaald,—iets dat almede bewezen wordt door den aard der daarin bevatte overblijfselen van dieren en planten,—dan wordt het ons duidelijk, hoe die bewegingen, dan eens snel, dan weder langzaam, maar altijd met onwederstaanbare kracht plaats grijpende, de reeds vast geworden gesteenten in allerlei rigtingen hebben doen splijten, zoo zelfs, dat men veilig beweren kan, dat men nergens eene rots zal vinden, waaruit een teerling zoude kunnen gehouwen worden van eenige weinige ellen in doormeter, die geheel uit gelijksoortige stof bestaat. Die spleten hebben zich echter later weder gevuld, en het is bepaaldelijk daarin, dat men de meeste metaalertsen aantreft, in welk geval zij den naam van ertsaderen of ertsgangen, en het omringende gesteente dien van ganggesteente voert.

De breedte dier gangen bedraagt gewoonlijk van een halve tot twee Ned. ellen, soms echter merkelijk meer. Ook zijn zij niet overal even breed, maar plaatselijk vernaauwd en verwijd. Wat hunne lengte betreft, zoo kent men ertsgangen, die tot over eene lengte van 600 en zelfs van 800 ellen vervolgd zijn, maar in het algemeen kan men zeggen, dat hunne onderste grenzen nog geheel onbekend zijn, en dat zij zich tot eene ondoorgrondelijke diepte schijnen voort te zetten. Hun loop is in de meeste gevallen schuins naar boven, zoodat zij eenen hoek van 60°–80° met den horizon maken. Zelden zijn zij geheel loodregt, nog veel zeldzamer horizontaal. Ook is hun loop dikwerf afgebroken, en wordt het gesteente in andere rigtingen doorkruist door andere ertsgangen. Elk