Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/627

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 207 —

voor de herhaalde rijzingen en dalingen des bodems, zoodat zij beurtelings droog en voor den groei der planten geschikt was, welke de steenkolen gevormd hebben, en dan weder beneden de watervlakte, zoodat er zich het zand en slib op kon afzetten, dat er van de hoogere bergtoppen werd heen gevoerd. Ook treft men thans steenkolen aan, zoowel tot op eene hoogte van 4500 ellen in de Cordillères, als tot op eene diepte van 663 ellen onder de oppervlakte der zee, te New-Castle. Ja, volgens de berekening van von dechen, zoude de onderste kolenbedding, welke in den omtrek van Dutweiler bekend is, bij Bettingen tot eene diepte van 5893 tot 6489 ellen onder de zee afdalen. Waar zulke geweldige veranderingen hebben plaats gegrepen, waar lagen, die oorspronkelijk boven de zee gevormd zijn, tot zoo groote diepte zijn gedaald, daar kan het dan ook niet verwonderen, dat men ze niet meer in hunne oorspronkelijke ligging aantreft. Deze was horizontaal, tijdens hunne vorming, even als bij onze veenlagen, doch thans zijn zij doorgaans in eenen meerderen of minderen graad hellende of afgebroken, terwijl zij vaak ook nog in andere opzigten de sporen verraden van het geweld, waarvan ook daar de aarde het tooneel is geweest.

Werpen wij thans nog eenen blik op het aandeel dat de dieren gehad hebben aan de vorming onzer aardkorst. Zoeken wij dit echter niet bij de grootere soorten, niet bij de kolossen der dierenwereld. Ook van reusachtige schepselen komen, wel is waar, de overblijfselen in den schoot der aarde voor, doch altijd spaarzaam, zoodat zij te zamen genomen slechts een betrekkelijk gering gedeelte der geheele massa uitmaken. Maar het zijn vooral de kleinste, schijnbaar nietigste wezens, die hiertoe hebben bijgedragen, door hun aantal vergoedende, wat elk hunner in grootte te kort kwam. Waar wij thans kalksteenrotsen zien verrijzen, als veelkleurig marmer, als krijt, als kolenkalksteen of hardsteen enz., daar herkennen wij in verreweg de meeste gevallen de begraafplaats van een oneindig getal van dieren, wier uit kalk bestaande bekleedselen, door hen zelven gevormd, zich daar gedurende den loop der tijden, toen, wat nu de trotsche kruin hoog verheft, nog door de zee