Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/63

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 39 —

kan men dit bovenste vliesje zeer gemakkelijk afzonderen. Het ontstaat in alle planten, door de uitzweeting van stoffen, die op de oppervlakte in vasten toestand terug blijven.

Van dit opperhuidsmaaksel, 't geen zich nog in tallooze andere wijzigingen, dan wij die hier aanbieden, voordoet, is het niet mogelijk thans in het breede te gewagen. Van de genoemde huidmondjes zij dit echter hier aangevoerd, dat het als zeker is aan te nemen, dat zij met de ademhaling der planten, dat is, de betrekking van de planten met de lucht, in een zeer naauw verband moeten staan, inzonderheid als men in aanmerking neemt, in hoe grooten getale zij vaak voorkomen. Op eene vierkante streep zijn er in het blad van eenen oranje-boom 2846, van de postelijnplant ruim 1000, van een rhododendrum 480, van de haver 150, enz. Op een enkel blad van de zoo evengenoemde Iris zijn er meer dan 3 milioenen geteld.

Maar, hoe gewigtig nu ook die poriën, of hoe men ze noemen wil, mogen zijn, het is zeker dat het die deelen niet uitsluitend zijn, waardoor de gemeenschap van de buitenwereld met het inwendige van de planten wordt onderhouden. Wij weten zeker dat elk plantenvlies, en dus ook dat, hetwelk aan de oppervlakte ligt, de eigenschap bezit, om vloeistoffen, van welken aard ook, door te laten, zonder dat er bepaalde openingen aanwezig zijn, al zijn ons ook de voorwaarden, die daarvoor vereischt worden, niet altijd bekend. Eene daadzaak is het, dat de geheele oppervlakte uitwasemt of ademt, vloeistoffen opneemt en die tot het innerlijke der plant overbrengt.

Wij moesten deze mededeelingen doen voorafgaan, om althans eenigzins in te leiden in het maaksel en de natuur der planten, zoo verre als noodig is, om deze onze beschouwingen voor onze Lezers vruchtbaar te maken.

Het is op goede gronden aannemelijk, dat de blaasjes of cellen der wortelvezels, ten allen tijde, in meerdere of mindere mate werkzaam kunnen zijn, zelfs onafhankelijk van hetgeen aan en in het overige van de plant, dat zich boven den grond bevindt, plaats heeft. De "endosmose,"—zoo toch noemt men de eigenschap van de