— 213 —
niet opgeven, maar alleen doen opmerken, dat de Negerschedel van den Kaukasischen in de eerste plaats verschilt door eene geringere breedte. Daardoor is het hoofd des Negers, van voren gezien, smaller dan dat des Europeaans; iets, wat mede sterk in 't oog valt, wanneer men den schedel van boven beschouwt, die daardoor van voren naar achteren als uitgerekt, en minder ovaal is. In de tweede plaats bezitten de schedels der Negers, gemiddeld genomen, eenen geringeren omvang en natuurlijk dien ten gevolge ook een' geringeren inhoud; waaruit wederom volgt, dat de hersenmassa bij de Negers, gemiddeld, geringer zijn moet, dan bij de volken van de Kaukasische verscheidenheid. Men lette wel op: er is hier alleen sprake van de gemiddelde afmetingen, en het ontbreekt geenszins aan Negers, die een even grooten schedel bezitten als een groot aantal Europeanen; over 't geheel echter kan men zeggen, dat de laatste een' breederen, meer ovalen en grooteren schedel bezitten dan de eersten. Ook stelle men zich dit verschil niet te groot voor; volgens de metingen van den hoogleeraar j. van der hoeven bedraagt het verschil in omvang 1⁄25; hetzelfde wordt ook bewezen door het resultaat dat men trekken kan uit de onderzoekingen van tiedemann, die den inhoud der schedelholte heeft trachten te bepalen door het gewigt der gierst, die zij bevatten kan, en hetgeen hierop neêrkomt, dat de schedels van het Kaukasische ras gemiddeld 1⁄20 meer bevatten konden, dan de door hem onderzochte Negerschedels.
Ook het aangezigt des Negers is over 't geheel smaller. Het grootste en meest in het oogloopende verschil in vorm tusschen Europeanen en Negers ligt echter in het sterke vooruitspringen der gelaatsbeenderen, vooral der bovenkaaksbeenderen, bij de laatsten. Hiervan is het gevolg, dat, wanneer men den schedel eens Negers, zonder de onderkaak, op eene tafel plaatst, en regt van boven beschouwt, er steeds een groot gedeelte der gelaatsbeenderen gezien wordt; hetgeen bij den Europeaanschen schedel niet, of althans nooit in die mate het geval is.—Ook de voorste tanden, de snijtanden, die bij den Europeaan geheel of nagenoeg loodregt staan, steken bij de Negers schuins naar voren, vooral de