Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/635

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 215 —

door de uitwendige opening van het oor en langs den bodem der neusholte, en eene andere, die van het meest vooruitstekende gedeelte des voorhoofds afdaalt naar den tandkasrand der bovenkaak, dan snijden deze twee lijnen elkander en vormen met elkander eenen hoek.

En profiel, een blanke en een neger ter vergelijk

Die hoek nu is des te grooter, naarmate het onderste gedeelte des gelaats minder vooruit steekt, en omgekeerd. Wij zien dit in beide aangehaalde figuren. In a., het profiel van den Romeinschen keizer augustus, bedraagt die hoek bijna 90°; in b., het profiel van eenen Neger uit Sierra Leona, juist 70°,[1] De gelaatshoek der Europeanen bedraagt gemiddeld 80°; de oude Grieken vermeerderden dien bij de standbeelden hunner goden tot 100°; bij de Negers bedraagt hij gemiddeld 70°, bij de verschillende soorten van apen 60° tot 30°; en naarmate men zich van den mensch verwijdert en lager in de rij der zoogdieren nederdaalt, wordt die hoek scherper, totdat hij eindelijk moeijelijk meer te meten is. Het was onze


  1. Ik heb opzettelijk dit profiel verkozen, ter vergelijking met de gewoonlijk voorkomende profielen, die meestal aan de leelijkste Negers ontleend zijn. Men vindt van dezen Neger eene schoone afbeelding in de Bijdragen tot de Natuurlijke Geschiedenis van den Negerstam van den Hoogleeraar j. van der hoeven.