Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/724

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 304 —

even goed te verkrijgen is door het van tijd tot tijd openzetten van eene deur, als men namelijk aan de luchtverversching, die toch van zelve door elke trekkende kagchel wordt te weeg gebragt, niet genoeg meent te hebben. Maar bovendien is het nut van die verversching—gelijk ik dat weet door langdurige ondervinding in eene vergaderzaal, waar men den last van den tabaksrook van een twintigtal aanwezigen door eenen grooten open haard dacht weg te nemen of althans te verminderen—genoegzaam denkbeeldig. Het is niet moeijelijk te begrijpen dat zij dit zijn moet, wanneer men zich slechts herinnert, wat de proef van blz. 301, heeft getoond aangaande de plaats, die de in een warm vertrek stroomende koude lucht inneemt. Deze toch verspreidt zich over den grond, en rijst langzaam, naarmate zij verwarmd wordt, in de hoogte. Zoo zoude zij nu trapsgewijze die hoogte bereiken, waarop zij als versche lucht voor den mensch voordeelig is, de hoogte van zijn aangezigt namelijk. Maar voor dat zij zooverre gekomen is, heeft de kagchel, wier opening zich veel lager bevindt, haar reeds grootendeels, inden bijna letterlijken zin, opgeslokt. De lucht, van een eindweegs boven die opening tot aan de zoldering, blijft dus bijna even onververscht, als dit zonder kagchel het geval zou zijn, en de geheele uitwerking van dien hooggeroemden "gezonden" open haard, komt dus neder op wat meer togt aan de voeten.

Toen ik hier boven den open haard, van de groote klep voorzien, met eene kolomkagchel vergeleek, geschiedde dit in de vooronderstelling dat de warmte van den achterwand en de beide zijwanden, die met de vlam in aanraking zijn, zich even zoo goed als die van de klep aan de lucht in het vertrek kon mededeelen. Het zou ook, dunkt mij, bij geen mensch met gezonde hersens kunnen opkomen, om haar dit opzettelijk te beletten. En toch, waarde lezer, wanneer gij een oogenblik de, hiernevens geplaatste beide afbeeldingen van denzelfden haard wilt beschouwen, die wij boven uitwendig hebben afgebeeld, dan zult gij met mij moeten bekennen, dat als de maker van dit kunststuk zich juist dit, en dus het maken van eene kagchel, die met zooveel mogelijk brandstof zoo min mogelijk warmte geeft, ten doel heeft gesteld, hij uitmuntend daarin geslaagd is. De beide