Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/726

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 306 —

vonden worden, als de maker van dezen haard, die, ik wil niet eens zeggen zoo weinig van hunne zaak weten, maar die zoo volkomen onkundig zijn van de mogelijkheid om wat goeds voor den dag te brengen, door raad te vragen aan beter onderrigte lieden, welke dan toch hier en daar wel te vinden zijn. Of is dit voorbeeld misschien eene uitzondering? De lezer ga in den aanstaanden winter hier en daar eens de kagchels beschouwen, het zal hem niet aan tegenhangers ontbreken. Of was misschien, als men nu toch eenmaal een open haard met dubbelen wand begeerde, het middel, om de zaak voor goed te verbeteren, wat omslagtig of moeijelijk? Een gat of twee bij a in den achterwand, een paar bij B en B en bij C en C in de zijwanden en een zes- of achttal gaten in de bovenplaat, ziedaar alles, wat er noodig was om aan de verwarmde lucht eenen vrijen uittogt en daarbij eene vrije toetreding aan de buitenlucht te verzekeren, en zóó de buitenwanden, in plaats van schadelijk, tot de verwarming dienstbaar te maken, gelijk dit later zal blijken. Deze verbetering nu was in een paar uren tijds aan te brengen geweest, als de maker maar had kunnen gissen, dat zij noodig en zoo eenvoudig was. Maar dit kwam in zijn brein niet op.

Eene kagchel, die ik in den laatsten winter heb gebezigd in mijn huishoudvertrek, staat hieronder afgebeeld.

Nieuwer type kachel

Men ziet er bij A en B