— 371 —
bij zijne kruidkundige onderzoekingen in China, zich de onderhavige plant weten te verschaffen. Hij zond haar levende naar de tuinen van de Horticultural Society te Cheswick. Ongelukkig stierf het voorwerp weldra na de aankomst, maar zonder te hebben gebloeid, en het weinige, 't welk van deze eerste ontdekking is overgebleven, was eene zeer onvolkomene teekening van eenen niet bloeijenden tak naar een gekweekt voorwerp. Deze teekening was in China zelf gemaakt. Het is de teekening, waarvan wij hier eene verkleinde figuur (fig. 1) geven.[1]
Wat zal men zeggen van eene plantbenoeming, terwijl het voorwerp geene bloemen tot onderzoek aanbiedt? Uiterst moeijelijk is die bepaling. Wij zijn echter genegen om te treden in de zienswijze van Sir william, die de plant voor eene Aralia verklaarde. Wij doen dit op grond van een voorwerp, hetwelk levendig is in den akademietuin te Leiden. Dit voorwerp is, zonder twijfel, dezelfde plantsoort als die welke door hooker, is afgebeeld. Wij schroomen niet haar voor eene Araliacea te verklaren.
Deze plant is intusschen eene geheel andere, dan die in de afbeeldingen van het album wordt voorgesteld. Moet men dat geheele album houden voor een verzinsel? Onwaarheid te spreken met het bepaald doel om anderen te misleiden, schijnt den Chinezen niet zoo geheel vreemd te zijn. Of zoude de onevenredige voorstelling der figuren, der beeldjes en der pitten of stengels, misschien ter verdediging der zaak kunnen gelden? Wij wagen hier niet te beslissen. Mevr. layton heeft, na het overlijden van haren echtgenoot, zich voorwerpen van deze plantsoort weten aan te schaffen. Zij werden naar Engeland verzonden, maar stierven op reis. Volgens de opgave van Mevr. layton, komt deze plant in verschillende streken van China voor. Hoezeer de jonge voorwerpen, die men tot hiertoe zag (doode in Kew, en een levend te Leiden) slechts zeer dunne stengels aanboden, zoo is deze rijstpapierplant toch een ware
- ↑ Zie Journal of botany etc. IV. Febr. 1853. p. 50. wg.