Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/799

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 379 —

korf waren, dan hebben wij 40128 voor de bevolking in het midden van Junij, het gewone tijdperk van het zwermen. Stellen wij dat er nu een zwerm weg trekt van ongeveer 20000 bijen, dan is het getal tot 20128 terug gebragt. In de laatste helft van Junij komen hier nog 6480 bij. Laat er een nazwerm zijn van 12000, dan is de bevolking tot 14608 gebragt; voeg hierbij de bijen die in Julij en Augustus worden uitgebroeid, dan houden wij op den 1 September 27568 bijen in den korf volgens berekening over. Het werkelijk getal is echter slechts nagenoeg 12000; meer dan 15000 bijen zijn er dus in 8 maanden verloren gegaan.

Van dat verlies zijn vele oorzaken. Toevallige omstandigheden kunnen sommige bijen hebben gedood, andere zijn een prooi geworden harer vijanden, waaronder vooral vogels en spinnen te tellen zijn.

Wij hebben bij de 15568 bijen, die verloren gegaan zijn, nu het aantal bijen van den zwerm en nazwerm, boven op 32,000 geschat, te voegen. Dit geeft 47,568. Wanneer wij nu nagaan, dat op het einde van Junij 40608 bijen zijn voortgebragt, en er in Januarij nog slechts 6000 aanwezig waren, dan wordt het blijkbaar dat de bijen, die vóór den 1 Julij leefden, op den eersten September geheel verloren gegaan of gestorven zijn,—of dat althans de in Julij en Augustus uitgebroeide voldoende zijn om meer dan het in September aanwezige aantal uit te maken. Dat overigens de bijen, welke in den zomer zijn uitgebroeid, korter leven, is geen ongewoon verschijnsel. Waar meer dan ééne generatie van eene soort van insekten in één jaar plaats heeft, is het tijdperk des levens van de eene generatie veel korter dan dat van de andere, gelijk bij verscheidene dagvlinders kan opgemerkt worden. In het midden van den zomer zijn de bijen bijkans nacht en dag aan den arbeid, en hebben naauwelijks een oogenblik rust; de dierlijke bewerktuiging wordt dus meer gesleten. Men kan na al het gezegde den natuurlijken levensduur der werkbijen van 2 tot 8 maanden bepalen. Die, welke laat in 't voorjaar of in den aanvang van den zomer uitgebroeid zijn, leven het kortst.

Vestigen wij nu onze aandacht op de 20,000 bijen, die den