Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/82

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 58 —

brengen, verdient niet minder dan het nu besprokene, en vooral in verband daarmede, eene opzettelijke beschouwing. Onze kennis van de natuur der levende schepselen doet groote schreden voorwaarts, als wij de verschillende verschijnselen, die zij opleveren, meer onder algemeene gezigtspunten kunnen brengen en de beginselen, waaraan wij de verklaringen ontleenen, kunnen vereenvoudigen, zonder daarbij van gissingen uit te gaan. Die rigting volgen ook de natuurkundigen van dezen tijd, bij het zoeken naar de verklaring van de verschijnselen die de algemeene Natuur oplevert. Bij de vrage, die wij zoo dikwerf ons zelven voorhouden, of wij de groote vraagstukken, die zich bij de navorsching van de natuur voordoen, ooit zullen kunnen oplossen, moge dit ons tot bemoediging zijn, dat, zoo hier, bij de steeds toenemende vermeerdering van ons weten en de verruiming van den kring onzer kennis, onze geest toch niet wordt bevredigd, wij althans eenmaal, in eene betere wereld, hoogere kennis zullen deelachtig worden.

 


 

NOG IETS

OVER

DEN FOSSILEN MENSCH VAN SCHEUCHZER.

(Zie bladz. 22.)

 

Bij het door mij aangaande den gewaanden fossilen mensch uit de groeven van Oeningen medegedeelde, voeg ik hier nog een tweeregelig versje, dat scheuchzer tot dat voorwerp rigtte. Het luidt:

Betrübtes Bein-Gerüst von einem alten Sünder,
Erweiche Stein und Herz der neuen Bosheits-Kinder!

Nog merk ik aan, dat onze beroemde landgenoot p. camper reeds in 1787 in eenen brief aan burtin schreef, dat men eene versteende hagedis voor eenen anthropolieth (versteenden mensch) had gehouden.

D. L.