Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/114

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 100 —

gegrepen. Volgens de laatste berigten [1] is de werkzaamheid van den Kilauea weder sterk toenemende. Een koepeldak van gestolde lava, anderhalve E. mijl in omtrek en verscheidene honderd voeten hoog, met eene opening aan den top van 200 voet in middellijn, waardoor men in de gloeijende zee naar beneden blikt, is aan de eene zijde van boven tot beneden gescheurd, en de gestadig hooger rijzende lava dreigt weldra het geheele gebouw te verzwelgen.

Even als de Grieken hunne geheele godenleer aan de hen omringende natuur ontleenden, zoo heeft ook de verbeelding der bewoners van Hawaiï, voor dat het licht van het Christendom tot hen was doorgedrongen, de Kilauea met hoogere wezens bevolkt, die de straks genoemde kleinere kegelvormige kraters bewonen, waar zij zich vermaken met een soort van spel, genaamd "Konanee" terwijl het gebrul in de diepte de muziek van hunnen dans is, en de branding van de gloeijende lavazee veroorzaakt wordt, doordat zij zich van tijd tot tijd vermaken met daarin te zwemmen. De voornaamste dier goddelijke wezens was echter de godin Pele, en de krater van den Kilauea was dan ook de plaats, waar aan haar geofferd en waar de beenderen hunner hoofden heen gebragt werden. Eens gebeurde het, dat een koning Pele beleedigd had, en door haar tot aan de zeekust vervolgd werd, waar hij in eene kanoe sprong. Zoodra Pele zijne ontsnapping bemerkte, wierp zij hem geweldige steen- en rotsbrokken achterna, welke in menige rondom de voortspoedende kanoe nedervielen, doch zonder haar te treffen. Nog worden den reiziger, zegt ellis die deze legende mededeelt, een aantal als klippen uit de zee oprijzende rotsen vertoond, welke, aldaar verstrooid liggende even als de Cyclopen-eilanden aan den voet van den berg Etna, door Pele zouden geworpen zijn om de boot te doen zinken.

De Kilauea, hoe groot ook, is evenwel geenszins de eenige krater waardoor zich het onderaardsche vuur, dat onder den Mauna Loa en de omringende landstreek brandt, eenen weg baant. Ook


  1. Uit eenen brief van den heer coan van 31 Julij 1852, American Journal of Science and Arts, 1853, pag. 63.