Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/153

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 139 —

de Chimpansé en vooral de Orang-oetan eene groote vaardigheid krijgen in het grijpen met de achterhand.

In den Siamang en in de overige Gibbons komt de voet meer met dien van den mensch overeen, dan zulks bij den Chimpansé en bij den Orang-oetan plaats heeft. Het hielbeen is zeer stevig, en de achterduim is, even als de groote teen bij den mensch, de zwaarste van allen. In de overige ware apen, zoowel van de oude als van de nieuwe wereld, verliest de achterhand geheel hare overeenkomst met den menschelijken voet. De voetwortel is lang en smal en de groote teen krijgt meer en meer de gedaante van een' achterduim, welke van de overige teenen verwijderd is, en hierdoor aan den voet die overeenkomst met de hand geeft, waaruit de naam van vierhandige zoogdieren ontstond.

Wat de spieren betreft, zal ik slechts een paar bijzonderheden opgeven, meer uitsluitend aan het spierstelsel der Anthropomorphen eigen, en de geringere punten van verschil onvermeld laten. In de breede rugspier openbaart zich eene belangrijke toenadering tot hetgeen bij andere zoogdieren plaats heeft, door eenen bundel, welke er benedenwaarts door afgegeven wordt, en die zich aan het elleboog-uitsteeksel vasthecht. Deze afwijking van den menschelijken vorm moet waarschijnlijk in verband gebragt worden met de kracht, welke deze spier bij het klimmen uitoefent. De strekspier van den wijsvinger is minder gescheiden dan bij den mensch. Deze opmerking, door mij omtrent den Chimpansé geboekt, is onlangs door den eerwaardigen duvernoy bij den Gorilla bevestigd. Zij is belangrijk. Immers, gelijk ik in 1841 schreef, brengt dit gemis van gescheiden strekspier van den wijsvinger te weeg, dat door den Chimpansé met dezen vinger niet die bewegingen kunnen geschieden, met welke de mensch gewoon is aanwijzingen te doen, of oplettendheid of stilzwijgen aan te bevelen. Deze bewegingen toch zijn uitvloeisels der hoogere geestvermogens van den mensch, en gelijk voor weinige dagen (5 Dec. 1853) door den grijsaard gezegd werd, in wien men met zooveel genoegen den vertegenwoordiger der oude Fransche anatomische school vereert, is dit een der meest belangrijke voorbeelden der wijzigingen, welke de verschillende gedeelten van een en dezelfden grondvorm, naar gelang van de behoeften des levens, ondergaan.