Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/169

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 155 —

einde te zien of het spoor er ook op eene andere plaats weder uitkomt. Is dit niet het geval, dan besluit hij daaruit, dat de beer in het bosch zijn winterleger heeft, en nu loopt hij in groote kringen, die hij allengs al kleiner en kleiner maakt, in het bosch rond, zoolang totdat hij eindelijk op den slapenden beer stuit. Hij doodt hem echter gewoonlijk dan niet, maar begeeft zich naar eenen koopman, met wien hij den prijs bepaalt, waarvoor hij dezen over eenige weken of maanden de beerenhuid leveren zal. Men ziet derhalve dat in Finland het spreekwoord van "het verkoopen der huid voordat de, beer geschoten is" geenen figuurlijken, maar eenen letterlijken zin heeft, en geenszins de beteekenis, welke wij er gewoonlijk, aan hechten.

Het getal der in de heete luchtstreek levende zoogdieren, waarvan het met zekerheid bekend is, dat zij gedurende het drooge jaargetijde slapen, dat is, eenen zomerslaap hebben, is veel geringer. Volgens adanson verslapen de egels aan den Senegal de drie warmste zomermaanden. Hetzelfde wordt verhaald van den Tenrec (Centetes ecaudatus), die op Madagascar te huis behoort, terwijl ook het Vogelbekdier vermoedelijk tot de zomerslapers moet gerekend worden.

Van meer belang, dan een volledig overzigt van alle dieren, die hetzij eenen winter- of eenen zomerslaap hebben, is voor ons bepaald doel eene beschouwing van de verschijnselen, welke met dien slaap gepaard gaan. Zeer vele natuuronderzoekers hebben die verschijnselen tot het voorwerp van eene gezette studie gemaakt,[1] Zie hier in korte trekken de voornaamste der door hen daarbij verkregene uitkomsten.

De duur en vastheid van den winterslaap is eenigzins verschillend, doch bij zeer vele der bovengenoemde dieren, b.v. bij den egel, de marmot, de relmuis en anderen duurt hij vier, vijf, zes maanden onafgebroken voort. Op de hooge gebergten in Savoije zouden de marmotten zelfs minstens tien maanden van het jaar slapende doorbrengen. Algemeen heeft men bevonden, dat tijdens den winterslaap de ademhaling zeer verminderd is, ja dikwijls geheel ophoudt. Niet alleen

  1. Men vindt hen aangehaald in het uitvoerige werk van h.c.l. barkow. Der Winterschlaf nach seinen Erscheinungen im Thierreich, Berlin 1846, waarmede men vergelijken kan het artikel Hibernation, in todd's Cyclopaedia of Anatomy and Physiology, door marshall hall.