— 9 —
anderen (fig. 5 C) door een glashelder kokertje omgeven worden, waarin zij zich bij dreigend gevaar terug trekken.
Het opmerkelijkst onder alle deze bewegingen is echter de zamentrekking van den steel der Vorticellinen. Ook zijn er weinige mikroskopische voorwerpen, die, wanneer men ze voor de eerste maal waarneemt, meer verwondering wekken. In hunnen uitgebreiden toestand liggen de klokvormige ligchaampjes (Fig. 7) bijna onbewegelijk stil; alleen de haartjes aan den rand der mondopening zijn in eene onophoudelijke snelle beweging en doen eenen maalstroom in het omringende vocht ontstaan, waardoor de kleine daarin zwevende deeltjes tot op eenen tamelijk verren afstand worden medegesleept, en naar den wijd gapenden mond gevoerd. De steel, enkelvoudig bij eenigen (het geslacht Vorticella), vertakt bij anderen (de geslachten Epistylis en Carchesium), bestaat uit eenen rolronden draad, spiraalsgewijs omzoomd door eenen uiterst dunnen doorschijnenden band, die soms ook het voorkomen heeft van een kanaal, tegen welks binnenwand de zoo even genoemde draad aan gelegen is. In dien toestand zoude men ligtelijk meenen een klein sierlijk gevormd plantje te zien, dat zich in het water uitbreidt. Doch naauwelijks ontstaat er eenige sterke beweging, hetzij veroorzaakt door eenen geringen stoot tegen het glaasje, waarop zich het voorwerp bevindt, of door de nabijheid van eenig grooter dier, dat tevens in den droppel aanwezig is, of plotselijk verandert het tooneel. Alle de ligchaampjes trekken zich te zamen, sluiten hunne monden, worden daarbij min of meer bolvormig, terwijl de steelen zich als kurkentrekkers digt op een rollen (Fig. 7 D). Eerst wanneer het dreigend gevaar geweken is, en het vocht om hen heen geheel tot kalmte is terug gekomen, ontrollen zich de steelen weder, de mondopeningen ontsluiten zich en de diertjes hernemen hunne vroegere uitgebreide gedaante, terwijl de maalstroom op nieuw aanvangt.
Zeer gewigtig is de vraag: hoe ontstaan deze kleine wezens? Wanneer men ziet hoe zij te voorschijn komen in vochten, waarin vroeger geen spoor van levende wezens te zien was, hoe verbazend snel zij zich vermenigvuldigen, zoodat hun aantal binnen eenige weinige dagen vele millioenen bedraagt, dan kan ligtelijk de mee-