— 294 —
te Leiden of Amsterdam bezocht heeft, zal zich wel die dikke bladen en zonderling gevormde welriekende bloemen herinneren, die uit hangende turven of kurken mandjes te voorschijn komen en geen bijzonder treffenden indruk maken: het zijn de Orchideën, de zonderlinge modeplanten van onzen zonderlingen tijd. Daar zien wij ze echter geheel uit haar verband gerukt; maar in haar vaderland, in de wouden van Zuid-Amerika en Oost-Indië bieden zij een prachtig schouwspel aan, wanneer zij daar van de takken en stammen der oude boomen naar beneden hangen. Zij woekeren echter geenszins op die boomen: velen, en daaronder ook de vanille (Vanilla aromatica) vinden even als het mos hare groeiplaats in de spleten van vermolmde stammen en takken en ook wel in de holligheden der rotsen, daar zij slechts een laagje vergane organische stof of humus om zich vast te hechten en veel vochtige lucht om zich te voeden, noodig hebben.
Na dus eenige planten gezuiverd te hebben van den blaam van parasitisme, die op haar schijnt te rusten, zal ik overgaan tot eene beschouwing van de ware Parasieten.
De ware Parasieten dringen met wortelachtige organen of met zuigwratjes in het weefsel van andere planten door, of planten zich ook wel met haar geheele ligchaam op de andere planten in. Zij lijden werkelijk aan een gebrek in hare organisatie, en zijn niet geschikt om zelve de voedingsstoffen uit den grond te putten, maar moeten zich op andere planten inplanten om te leven en zich te ontwikkelen. Levende planten zijn het dus, die haar voedsel en steun moeten geven en dikwijls onder den drukkenden last of de gedurige afpersingen der Parasieten kwijnen en wegsterven.
De Parasieten, die tot de zigtbaarbloeijende planten behooren, vermenigvuldigen zich door zaden, hechten zich dadelijk na de ontkieming aan eene nabijzijnde plant, en komen nooit tot ontwikkeling wanneer er geene planten in de nabijheid zijn, waarop zij kunnen woekeren.
Men heeft zaden van Parasieten met de grootste zorg in den goeden grond gezaaid en verpleegd, maar de plantjes stierven kort na de ontkieming, daar de voorwaarden tot ontwikkeling ontbraken,